3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Op 22 januari 2018 werden surveillanten van de politie gestuurd naar de woning [adres] te Den Haag, waar brand zou zijn.Dit adres betreft een portiekwoning, die bestaat uit twee verdiepingen.
Eerste onderzoek aan (de buitenkant van) de woning
Een eerste onderzoek van [naam] brandonderzoeker van Brandweer Haaglanden, wees blijkens zijn mededelingen daarvan aan de politie het volgende uit. De woning – die bestaat uit twee woonlagen – was afgesloten toen de brandweer arriveerde. Er was sprake van twee brandhaarden, die los van elkaar zijn ontstaan, een in een slaapkamer op de bovenverdieping en een onderaan de trap die naar de bovenverdieping leidt. Er zit geen brievenbus in de voordeur. De mogelijkheid dat iemand een brandversnellend middel of iets dergelijks naar binnen had gespoten werd uitgesloten, mede omdat daar geen knoei- of andere sporen van werden aangetroffen.
Onderzoek in de woning: twee brandhaarden
Nader onderzoek in de woning leverde het volgende op. Zowel op vijfde trede van de trap in de hal op de benedenverdieping als op het matras in de grote slaapkamer op de bovenste verdieping werd een brandhaard aangetroffen. Bij de laatstgenoemde brandhaard werden de resten gevonden van een elektrische deken. De bediening van de elektrische deken stond op stand 1 en de stekker zat in het stopcontact ten tijde van de brand.
Sporenonderzoek
Uit het proces-verbaal van het sporenonderzoek blijkt het volgende. De woning [adres] is gelegen in een complex van woningen genummerd [nummer] t/m [nummer] . Nummer [nummer] is een dubbel bovenhuis, gelegen op de tweede en derde woonlaag. Tussen deze twee woonlagen bevindt zich een spiltrap met een halve slag. De treden van de trap waren bekleed met een bruine kortpolige nylon vloerbedekking. Op de vijfde trede in de hoek met de muur was brand ontstaan. Hier werden verbrande resten textiel aangetroffen. De brand is ontstaan door het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur in enigerlei vorm. Een technische oorzaak voor het ontstaan van de brand kan worden uitgesloten.
Op de tweede woonlaag van de woning is eveneens brand ontstaan. De brandhaard bevond zich in een matras. De brand is ontstaan aan de linkerzijde van het bed aan of op het matras door het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur in enigerlei vorm.Een technische oorzaak kan niet worden uitgesloten, omdat de elektrische deken was aangesloten op het stroomnet en mogelijk in werking was.
Tussen beide branden bestond geen enkel onderling verband.
Ook uit een in opdracht van de verzekering verricht onderzoek naar de oorzaken van de brand blijkt dat sprake was van twee geheel van elkaar gescheiden brandhaarden die elkaar niet konden beïnvloeden. De brand is blijkens dit onderzoek ontstaan door het vrijwel gelijktijdig en op twee plaatsen bijbrengen en/of achterlaten van open vuur, in welke vorm dan ook. Vervolgens is de woning verlaten, waarbij de voordeur werd afgesloten.
Gevaar voor goederen en personen
Op basis van het sporenonderzoek is door de politie geconcludeerd dat als de brand niet tijdig was ontdekt en door de brandweer was geblust, het vuur had kunnen overslaan naar de naastgelegen woningen, waar op dat moment mogelijk de bewoners aanwezig waren. Tevens had het vuur aanzienlijke schade aan woningen kunnen doen ontstaan.
Wat betreft de aanwezigheid van personen in de omliggende woningen slaat de rechtbank acht op de volgende verklaring en de bevindingen van de politie.
Huisnummer [nummer] maakt zoals vermeld deel uit van het complex woningen genummerd [nummer] tot en met [nummer] .
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij een brandlucht rook toen zij uit haar woning aan de [straat] [nummer] te Den Haag kwam op 22 januari 2018 omstreeks 7.55 uur. Dit vormde voor haar reden om bij alle woningen in het portiek aan te bellen en de bewoners te waarschuwen. Alleen bij nummer [nummer] werd niet opengedaan. De getuige zag vervolgens (de rechtbank begrijpt: toen zij op het pleintje stond met bewoners) dat het juist deze woning was waaruit de rook kwam.
De politie heeft terwijl de brand werd geblust bewoners gesproken van de [straat] [nummer] , [nummer] en [nummer] . Genoemde bewoners stonden buiten voor het portiek.
De verklaringen van de verdachte
Op 22 januari 2018 om 11.37 uur is de verdachte voor het eerst door de politie gehoord. Zij verklaarde dat haar huisgenoot [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) om ongeveer 7.30 uur was weggegaan en dat ze vermoedde zelf die dag rond 7.40 uur van huis te zijn vertrokken. Zij onderbouwde dit vermoeden door te stellen dat zij op de klok van de [kerk] (in de [straat] ) heeft gezien dat het 7.45 uur was. Omstreeks 8.10 uur kwam zij aan op haar werk en haalde zij haar telefoon uit haar jaszak. Ze zag toen dat ze een paar oproepen had gemist, waaronder één van [slachtoffer] . [slachtoffer] had ook appjes gestuurd luidende “Er is brand thuis” en “Ik ga er heen”.
In haar tweede verklaring op 23 januari 2018 om 17.45 uur heeft de verdachte bevestigd dat zij rond 7.40 uur de woning verlaten had.
Op 8 februari 2018 heeft de verdachte voor de derde keer in deze trant verklaard, namelijk dat zij op 22 januari 2018 rond 7.40 uur de woning verliet en dat zij rond 7.45 uur bij de [kerk] was (“Misschien een minuut eerder of later, maar als het 7.55 uur zou zijn, dan zou het opvallen, want dan zou ik hebben geslapen in de berging”). Ze zei verder dat het uit de berging halen van haar fiets zo’n 2 minuten duurt.
De verklaring van huisgenoot [slachtoffer]
is ook door de politie gehoord. Ze verklaarde dat ze die dag rond 7.30 uur de deur uit ging. De verdachte was toen nog in de woning.Verder verklaarde [slachtoffer] dat zij haar elektrische deken altijd op stand 2 zet en dat zij deze altijd uit zet als zij gaat slapen. Ze weet zeker dat ze hem ook deze keer had uitgezet. Ze zou het anders gemerkt hebben, want ze voelde dat de deken heet werd.
De tijdlijn: tijdstippen van de branden en de locatie van de verdachte
Door de politie is uitgebreid onderzoek gedaan naar het moment waarop de branden zijn ontstaan. Daarbij is gekeken naar het (uitgebreide) alarmsysteem dat aanwezig was in de woning. Dit alarmsysteem was verbonden met een alarmcentrale van Securitas. In het inlograpport van het alarmsysteem is vermeld dat het brandalarm op 22 januari 2018 om 7.50.47 uur is afgegaan.
Uit onderzoek van de politie (samen met de brandonderzoeker van Brandweer Haaglanden) is gebleken dat het brandalarm op de tweede woonlaag was verbonden met de genoemde alarmcentrale, maar het brandalarm op de eerste woonlaag niet. Voordat de rook van de brandhaard op de trap de met de alarmcentrale verbonden rookmelder kon bereiken, moeten vijf tot tien minuten verstreken zijn (aldus de brandonderzoeker). Voordat de rook van de brandhaard in de slaapkamer deze rookmelder kon bereiken moeten ongeveer vijftien minuten verstreken zijn (aldus de brandonderzoeker). De reden dat het langer duurde voordat de rook uit de slaapkamer de rookmelder kon bereiken is dat de slaapkamerdeur was gesloten. De rook van de brandhaard op de trap kon direct opstijgen door het trapgat.
De politie is op basis van een onderzoek naar de telefoon van de verdachte tot de conclusie gekomen dat zij zich op 22 januari 2018 om 7.49.16 uur nog in de nabije omgeving van haar woning bevond. Pas om 7.52.36 uur straalde de telefoon een zendmast aan die het gebied rond de [kerk] bestrijkt.
De politie heeft voorts onderzoek gedaan naar de tijd die het duurt om per fiets vanaf het huis – volgens de door de verdachte gebruikte route– de [kerk] te bereiken (waarvan zij volgens haar verklaring de klok om 7.45 uur heeft gezien). Hieruit is gebleken dat deze afstand in 2 minuten en 4 seconden te fietsen is.
Conclusie rechtbank
De rechtbank gaat er op grond van de hiervoor aangehaalde passages uit het technische onderzoek van uit dat sprake was van twee brandhaarden waartussen geen enkel onderling verband bestond. Zij merkt op dat dit onderzoek is verricht door twee forensische onderzoekers van wie de conclusies overeenstemmen met die van de brandonderzoeker van de brandweer en het technisch onderzoek dat is verricht in opdracht van de verzekering. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de verdediging met betrekking tot de staat van de elektrische deken en de elektra, die berusten op speculatie en geen feitelijke grondslag vinden in het dossier. De rechtbank gaat er voorts van uit dat deze twee branden opzettelijk zijn aangestoken. Zij merkt hierbij op dat ten aanzien van de eerste brandhaard (op de trap) een technische oorzaak is uitgesloten. Hoewel ten aanzien van de tweede brandhaard een technische oorzaak door de onderzoekers niet wordt uitgesloten, acht de rechtbank dat gezien het feit dat de branden tegelijkertijd hebben gewoed onwaarschijnlijk. Daar komt bij dat uit de verklaringen van [slachtoffer] , zoals hiervoor opgenomen, blijkt dat zij de elektrische deken altijd uit zette voordat zij ging slapen. Het is niet aannemelijk dat, zelfs als zij dat deze keer was vergeten, zij de deken nog steeds aan had staan toen zij de volgende dag uit bed stapte of hem per ongeluk heeft aangezet. Bovendien heeft [slachtoffer] verklaard dat zij de elektrische deken altijd op 2 zette en niet zoals deze is aangetroffen, op stand 1.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte degene was die de branden heeft aangestoken. Omtrent die vraagt overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat de branden in de woning zijn aangestoken en dat de dader daarna de woning heeft verlaten en de deur op slot heeft gedaan. De rechtbank gaat ervan uit dat de brand in de slaapkamer (op de bovenste woonlaag) als eerste is aangestoken en pas daarna de brand op de trap, omdat anders de vluchtroute van de dader geblokkeerd zou worden. De brand op de trap is, gezien de melding bij de alarmcentrale om 7.50.47 uur en het oordeel van de brandonderzoeker dat het vijf tot tien minuten heeft geduurd voordat de rook van de brand op de trap het alarm deed afgaan, aangestoken rond 7.40 -7.45 uur. De brand op de slaapkamer is, zoals hiervoor overwogen, nog eerder aangestoken. De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte niet de waarheid heeft verklaard over het tijdstip waarop zij de woning verliet en de klok van de [kerk] heeft gezien. Het uit de berging halen van haar fiets kost haar immers twee minuten en het fietsen naar het punt waar ze de klok op 7.45 uur zou hebben zien staan, duurt 2 minuten en 4 seconden. Dit suggereert een vertrektijd van rond 7.40 uur, zoals de verdachte ook in drie verhoren heeft verklaard (tot haar duidelijk werd dat dit niet houdbaar was). Deze vertrektijd is echter niet verenigbaar met het feit dat haar telefoon om 7.49.16 uur, vier minuten na het moment waarop zij de klok zegt te hebben gezien, nog binnen het bereik was van de zendmast die de woning bestrijkt en om 7.52.36 uur, 7 minuten nádat de verdachte de klok zou hebben gezien, nog binnen het bereik was van de zendmast die het gebied rond de [kerk] bestrijkt. De rechtbank stelt vast dat de verdachte het huis op zijn vroegst om 7.45 uur kan hebben verlaten. Aangezien de brand op de trap om 7.45 uur op zijn laatst is aangestoken en de brand in de slaapkamer al daarvoor, moet de dader in het huis zijn geweest toen de verdachte vertrok. Over een derde persoon heeft zij niets verklaard, zodat de rechtbank concludeert dat de verdachte zelf de branden heeft aangestoken.
In het licht van de tijdlijn is niet relevant dat derden mogelijk in het bezit waren van een huissleutel, zodat de rechtbank het daarop berustende verweer van de verdediging verwerpt.
Tot slot dient de rechtbank de vragen te beantwoorden:
of door de brandstichtingen gemeen gevaar voor (goederen in) de woning en (goederen in) de naburige woningen te duchten was;
of door de brandstichtingen levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in die woningen te duchten was.
De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend. Zij verwijst hiertoe in de eerste plaats naar de hiervoor aangehaalde passage uit het sporenonderzoek, inhoudend dat als de brand niet tijdig was ontdekt en door de brandweer was geblust het vuur had kunnen overslaan naar de naastgelegen woningen. Hieruit volgt dat de brand gevaar opleverde voor de omliggende woningen en dus ook voor de goederen in deze woningen (inboedels). De rechtbank merkt op dat de woning zelf, toebehorende aan verhuurder Staedion, en de goederen die zich hierin bevonden en toebehoorden aan [slachtoffer], gevaar liepen door de brand, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Voorts verwijst de rechtbank naar de verklaring van getuige [getuige] , waaruit blijkt dat zich in iedere woning uit het portiek (de rechtbank begrijpt: grenzend aan de woning op nummer [nummer] ) wel iemand bevond die op haar aanbellen de deur opendeed, behalve op het adres van de verdachte. Hieruit volgt dat de brand ook gevaar opleverde voor de personen die zich in de omliggende woningen bevonden, in de zin van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard zoals hierna opgenomen.