3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] ( [slachtoffer] , hierna ook: aangever) heeft aangifte gedaan van een poging moord/doodslag en het volgende verklaard. Op 25 april 2018 bevond aangever zich in de stacaravan van zijn vriend [getuige 1] (hierna ook: [getuige 1] ) en diens vriendin [getuige 2] (hierna ook: [getuige 2] ) op een park in [plaats] . Omstreeks 16.00 uur ging de bel. Zowel [getuige 2] als [getuige 1] liep naar de deur. [getuige 1] praatte met een jongen. Hoewel er niet werd geschreeuwd, was er wel een woordenwisseling; het was duidelijk geen vriendelijk gesprek. Aangever liep ook naar de deur en zag een voor hem onbekende jongen. Aangever vroeg meerdere keren of alles goed was. De onbekende jongen haalde opeens uit naar aangever en raakte hem aan de linkerzijde van zijn hals met iets heel scherps. Aangever bracht zijn hand naar zijn hals en zag en voelde dat het bloed pulserend tussen zijn vingers door spoot. Hij dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft het volgende signalement van de voor hem onbekende jongen gegeven: normaal postuur maar klein, mogelijk rond 1,70 meter lang; rond de 24 à 25 jaar oud; licht getinte huid (zoals een Marokkaan of Turk); verzorgd baardje van twee maanden; kort steil donker of zwart haar. Verder droeg de jongen donkerblauwe schoenen van Nike Air Max.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij op 25 april 2018 in de middag in haar caravan aan de [straat] in [plaats] was, toen er werd aangeklopt. Zij zag een voor haar onbekende man voor de deur staan die vroeg of [getuige 1] er was. [getuige 1] ging naar buiten. Ook aangever ging naar buiten. Op een gegeven moment hoorde [getuige 2] een hoop gerommel en hoorde zij aangever roepen dat hij in zijn nek was gestoken. Zij zag dat aangever heel erg bloedde uit zijn nek. De voor haar onbekende man kon zij niet goed beschrijven omdat zij hem maar vluchtig heeft gezien. Niettemin heeft zij de volgende omschrijving gegeven: licht getinte man; zonnebril; petje of capuchon; stoppelbaardje; rugzak; lengte ongeveer 1,75 meter; normaal postuur; leeftijd ongeveer 26 jaar; vermoedelijk grijs met blauw vest, merk Nike.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij zich op 25 april 2018 in het chalet (de rechtbank begrijpt: de stacaravan) op de [straat] in [plaats] bevond toen er werd aangeklopt. [getuige 1] zag dat de hem bekende verdachte voor de deur stond en hij hoorde dat de verdachte zei: ‘Ik hoor van vrienden dat je mij verdenkt dat ik geld van jou zou hebben gestolen’. Op een gegeven moment kwam ook aangever erbij staan en mengde zich in het gesprek. [getuige 1] zag dat de verdachte met een hand naar zijn rug ging, naar de achterkant van zijn broek. Daarop stapte aangever nog wat meer naar de verdachte toe en vroeg wat hij ging doen. Vervolgens ging het allemaal heel snel. [getuige 1] hoorde een klik en zag dat de verdachte een heel snelle armbeweging maakte en dat er bloed uit de nek van aangever spoot. Hierna is de verdachte heel snel weggerend.
De politie die omstreeks 16.20 uur arriveerde bij de caravan, trof daar [getuige 2] , [getuige 1] en aangever aan. Aangever lag op de grond in de caravan en zat onder het bloed. Een wond in de hals van aangever werd door [getuige 1] aangedrukt met een handdoek.
Door een forensisch arts is het letsel van aangever als volgt omschreven: een steekwond aan de linkerkant van de hals met perforatie van de halsslagader en halsader. De steekwond was 1-2 centimeter lang, 1-2 centimeter breed en 2-3 centimeter diep. De geschatte genezingsduur bedroeg 3 maanden.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die dag samen met een vriend, [getuige 3] , met de auto in [plaats] is geweest omdat hij wilde praten met [getuige 1] , die hem beschuldigde van diefstal.
[getuige 3] is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard. De verdachte en [getuige 1] hadden ruzie over de diefstal van geld. Die dag zijn [getuige 3] en de verdachte met de auto op weg gegaan naar [getuige 1] . Onderweg hebben ze stilgestaan bij een haven, waar [getuige 3] alleen, zonder de verdachte, drinken is gaan halen. Dit heeft tien minuten geduurd, misschien langer. [getuige 3] weet niet of de verdachte die dag een baard had.
De politieagenten die [getuige 3] hebben verhoord zijn vervolgens met hem naar de haven van [plaats] gereden. Daar aangekomen wees [getuige 3] de plaats aan waar hij zijn auto had geparkeerd en een stuk was gaan lopen. De agenten zijn vervolgens – aan de hand van Google Maps – nagegaan wat de afstand is van die plaats tot de stacaravan van [getuige 1] en [getuige 2] . Die afstand bedraagt 500 meter, te lopen in zes minuten.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ontkend dat hij aangever heeft gestoken. Hij is weliswaar naar hem op weg gegaan om met hem te praten, maar zover is het nooit gekomen, omdat hij bang was. Hij was de hele tijd samen met [getuige 3] . Waar [getuige 3] anders heeft verklaard, heeft hij zich vergist; ze zijn de auto niet uit geweest. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij een volle baard droeg, wat niet in de door getuigen opgegeven signalementen van de dader terugkomt. Volgens de verdachte heeft [getuige 1] hem vals beschuldigd van het steken om een ander de hand boven het hoofd te houden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene was die aangever in zijn hals heeft gestoken. Zij leidt dit af uit het volgende.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij op 25 april 2018 met [getuige 3] naar [plaats] was gereden om met [getuige 1] te praten over de beschuldigingen aan zijn adres. [getuige 3] heeft dat bevestigd en de plaats aangewezen waar hij de auto heeft geparkeerd en de verdachte – ten minste – tien minuten alleen heeft gelaten om drinken te halen. Die plaats bevindt zich op slechts zes minuten lopen van de stacaravan van [getuige 1] en [getuige 2] , zodat de verdachte in de tijd dat [getuige 3] drinken was gaan halen in de gelegenheid was [getuige 1] neer te steken en naar de haven terug te keren (in aanmerking genomen dat [getuige 1] heeft verklaard dat de dader na het steken heel snel wegrende).
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3] . Weliswaar heeft [getuige 3] verklaard geheugenproblemen te hebben, maar over het gebeurde op 25 april 2018 heeft hij duidelijk, gedetailleerd en coherent verklaard. Daarentegen ziet de rechtbank wèl redenen om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte. Die redenen zijn in de eerste plaats gelegen in de door de politie afgeluisterde telefoongesprekken tussen de verdachte en [getuige 3] , waarvan zich verslagen in het dossier bevinden. De rechtbank kan die gesprekken niet anders duiden dan als het instrueren van [getuige 3] door de verdachte over wat hij in zijn verhoor moest gaan zeggen: “Kijk jij weet dat we die auto nooit uit geweest zijn snap je. We zijn ook niet voor ze vakantiepark in de buurt geweest. Als jij bevestigt dat dat zo is dan mag ik gaan.” “Als jij tegen hun in enen zegt: Misschien is tie wel de auto uit geweest om te gaan plassen […] dan ben ik focked.” Desondanks heeft [getuige 3] anders verklaard dan de verdachte kennelijk wilde.
Verder hecht de rechtbank waarde aan de verklaringen van aangever en [getuige 1] . Dat zij op onderdelen uiteenlopend hebben verklaard (zoals over wat aangever precies zei toen hij zich in de woordenwisseling mengde), doet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen niet af. De kern daarvan is immers gelijkluidend: er kwam een man aan de deur, [getuige 1] stond hem te woord, het was geen vriendelijk gesprek, aangever mengde zich in het gesprek en werd vrijwel meteen in zijn hals gestoken. [getuige 1] , die de verdachte kent, heeft hem direct aangewezen als de dader. Desgevraagd heeft de verdachte niet kunnen verklaren waarom [getuige 1] hem vals zou hebben beschuldigd van een zo ernstig feit als het onderhavige; het enkele feit dat zij ruzie hadden over geld, maakt de verklaring van [getuige 1] niet onbetrouwbaar. Daar komt bij dat aangever en [getuige 2] de verdachte weliswaar niet hebben aangewezen als dader (zij kenden hem immers niet), maar wel een signalement hebben gegeven van de dader. Deze signalementen komen grotendeels overeen en de verdachte past hierin. Dat de verdachte die dag een volle baard droeg, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. [getuige 3] noch enig andere getuige heeft dit bevestigd. De rechtbank zal daarom voorbij gaan aan de verklaring van de verdachte dat hij aangever niet heeft gestoken.