ECLI:NL:RBDHA:2018:13142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
C-09-555617-KG ZA 18-660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van de Consumentenbond over zonnebrandsprays en de bescherming van de eer en goede naam van Australian Gold

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Australian Gold LLC (hierna: AG) en de Consumentenbond. AG, een onderneming die zonnebrandproducten produceert, vorderde dat de Consumentenbond een artikel zou verwijderen waarin werd gesteld dat hun zonnebrandspray slechts een bescherming bood van SPF 15 in plaats van de geclaimde SPF 30. AG stelde dat de publicatie onrechtmatig was en dat hun eer en goede naam hierdoor geschaad waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Consumentenbond niet verplicht was om het artikel te rectificeren of te verwijderen. De rechter overwoog dat er een botsing was tussen het recht op bescherming van de eer en goede naam van AG en het recht op vrije meningsuiting van de Consumentenbond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Consumentenbond voldoende zorgvuldigheid had betracht in het onderzoek naar de zonnebrandsprays en dat de publicatie niet onrechtmatig was. AG werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/555617 / KG ZA 18/660
Vonnis in kort geding van 6 november 2018
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
Australian Gold LLCte Indiana (Verenigde Staten van Amerika),
eiseres,
advocaten mrs. R.M. van Rompaey en I.I.L. Jansen te Utrecht,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Consumentenbondte Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. J.L. Naves en Y.L. Bierens te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘AG’ en ‘de Consumentenbond’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15;
- de door de Consumentenbond op 17 juli 2018 overgelegde conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 18.
1.2.
De op 19 juli 2018 geplande mondelinge behandeling is op 18 juli 2018 op verzoek van AG pro forma aangehouden. De mondelinge behandeling is nadien nader bepaald op 23 oktober 2018.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft daarna kennis genomen van de door AG overgelegde aanvullende producties 19 tot en met 22.
1.4.
Op 23 oktober 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. Door de Consumentenbond is tevens ter zitting, met instemming van AG, een nadere productie overgelegd.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de Consumentenbond om de onder 1.3 genoemde aanvullende producties van AG buiten beschouwing te laten, afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft AG met de overlegging hiervan niet gehandeld in strijd met de eisen van een goede procesorde. De omstandigheid dat het als productie 20 overgelegde rapport dateert van 11 september 2018 maakt dit niet anders. AG is met de overlegging hiervan op 16 oktober 2018, zijnde een week voor de mondelinge behandeling, ruimschoots binnen de termijn gebleven die in kort geding als uitgangspunt worden gehanteerd (24 uur voor de mondelinge behandeling). De voorzieningenrechter heeft hierbij wel overwogen dat, mocht ter zitting blijken dat de Consumentenbond hierdoor onevenredig zou worden benadeeld, zij nog een termijn zou krijgen om te reageren, maar dat is niet nodig gebleken.
1.6.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
AG is een onderneming die zonnebrandproducten produceert en exploiteert. De Consumentenbond is een vereniging die opkomt voor de belangen van consumenten. De Consumentenbond voert daartoe onder meer onderzoeken uit naar de kwaliteit van producten en diensten die aan consumenten worden aangeboden.
2.2.
De Consumentenbond heeft dit jaar meegewerkt aan de uitvoering van een onderzoek naar de kwaliteit van zonnebrandsprays met een geclaimde Sun Protection Factor (SPF) van 30. SPF geeft aan hoeveel bescherming een zonnebrandmiddel biedt tegen UV-B straling, waardoor de huid verbrandt in de zon. Daarnaast is er bij zonlicht sprake van UV-A straling die schade kan veroorzaken dieper in de huid.
2.3.
Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft de Consumentenbond een nieuwsbericht op zijn website gepubliceerd, dat voor zover thans relevant luidt als volgt:
1 op de 5 zonnebrandsprays biedt niet beloofde bescherming
Nieuws| Niet alle zonnebrandsprays met factor 30 halen de beloofde bescherming, blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond. Twee van de geteste sprays zijn regelrechte afraders: Lucovitaal blijft steken op factor 19 en Australian Gold biedt zelfs maar factor 15. Ook Lovea krijgt een onvoldoende, omdat het niet genoeg beschermt tegen uv A-straling.
De Consumentenbond beoordeelde de bescherming tegen uv A- en uv B-straling, het gebruiksgemak en het etiket van 15 zonnebrandsprays. (…)
(…)
[A] , directeur Consumentenbond: ‘Helaas kunnen consumenten niet altijd blind vertrouwen op de factor die op zonnebrandsprays staat. Dit is kwalijk omdat consumenten dit lastig zelf kunnen controleren. Ze denken goed beschermd te zijn, maar verbranden alsnog. Een te lage factor kan op korte en op lange termijn schade toebrengen aan de huid. (…)”
In het volledige door de Consumentenbond gepubliceerde artikel staat, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:
Zonnebrandmiddel is onmisbaar als je de zon ingaat: smeer liefst een dikke laag met een hoge factor. Maar let op welke je kiest, wantde beloofde factor 30 wordt niet altijd gehaald.
Zonnebaden voor je werk: onze testpersonen maakten het aan den lijve mee. In een gespecialiseerd laboratorium werden exacte hoeveelheden van 15 zonnebrandsprays met factor 30 op delen van ruggen gesmeerd. Daarna werden ze aan uv-straling blootgesteld en werd hun huid beoordeeld. Ook zijn de sprays technisch gemeten. Zo testten we of de sprays wel echt zo goed beschermen als de verpakking aangeeft.
Voor vier producten leverde de test minpunten op. Bij de door ons onderzochte sprays van Lucovitaal en Australian Gold blijkt de bescherming helemaal geen factor 30 te zijn, maar stukken minder. Lucovitaal bleef steken op factor 19, Australian Gold kwam niet verder dan 15. In de tabel op pagina 16 bungelen deze sprays dan ook onderaan.
(…)
De afraders
Australian Gold Spraygel
Testoordeel: 2,5
(…)
Bij deze door ons geteste spray meten we een SPF van 15 in plaats van de beloofde 30. De uv A bescherming is ook onvoldoende. Zelfs als je genoeg smeert heb je een risico op verbranding. Australian Gold is het oneens met de uitkomst.”
In de op de volgende pagina van het artikel geplaatste tabel van de uitgevoerde test staat AG op de 14e plaats van de 15 geteste sprays, met diverse (test)gegevens en beoordelingen en met als toevoeging “afrader”.

3.Het geschil

3.1.
AG vordert, zakelijk en verkort weergegeven:
  • de Consumentenbond te gebieden om aan AG een exemplaar/kopie van het testrapport te verschaffen, dan wel inzage daarin te verlenen, met inbegrip van in ieder geval de door AG in de dagvaarding genoemde gegevens;
  • de Consumentenbond te gebieden iedere openbaarmaking en/of verspreiding en/of verwijzing naar de beweringen in de publicatie (hierna: de beweringen en/of de publicatie) te (doen) staken en die beweringen te (doen) verwijderen en verwijderd te houden van de website van de Consumentenbond en van andere websites waarop en/of media waarin de beweringen door of op verzoek van de Consumentenbond openbaar worden gemaakt;
  • de Consumentenbond te gebieden om een verzoek in te (doen) dienen bij de relevante internetzoekmachines om de beweringen en de verwijzingen daarnaar daaruit en uit het cachegeheugen te (doen) verwijderen;
  • de Consumentenbond te gebieden om een rectificatie te (doen) plaatsen in alle media waarin de beweringen door en/of op verzoek van de Consumentenbond openbaar is/wordt gemaakt, op de wijze zoals in de dagvaarding vermeld;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Consumentenbond in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert AG – samengevat – het volgende aan. De Consumentenbond heeft door de publicatie van het artikel met de beweringen over de zonnebrandspray van AG onrechtmatig gehandeld jegens AG, waardoor zij grote schade lijdt. Haar eer en goede naam zijn hierdoor geschonden. Het recht van AG op bescherming daarvan weegt hier zwaarder dan het recht van de Consumentenbond op vrijheid van meningsuiting. Dat is met name het geval omdat de publicatie onjuist is en de Consumentenbond niet de vereiste mate van zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
3.3.
De Consumentenbond voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
4.1.
In deze procedure doet zich een botsing voor tussen twee fundamentele rechten. Enerzijds het recht van AG op eerbiediging van haar eer en goede naam, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en anderzijds het recht van de Consumentenbond op vrije meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM. Toewijzing van het door AG gevorderde zou een beperking inhouden van het recht op de vrijheid van meningsuiting van de Consumentenbond. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dat bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10, tweede lid, EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake indien de door de Consumentenbond voorgenomen publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van AG, dat die als onrechtmatig moet worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam – in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van de belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
4.2.
In dit geval speelt aan de zijde van AG het belang dat zij ernstig nadeel kan lijden doordat de door haar op de markt gebrachte spray in het nieuwsbericht wordt beoordeeld als een regelrechte afrader, die veel minder bescherming biedt dan beloofd. De Consumentenbond heeft er echter belang bij dat hij de consument op een deskundige, objectieve, vertrouwenswaardige en voor een ieder duidelijke wijze kan voorlichten over aangeboden producten en diensten.
4.3.
Het hiervoor aangegeven belang van AG brengt mee dat bij een door de Consumentenbond, met het oog op zijn voorlichtingstaak, uitgevoerd onderzoek aan de daarbij in acht te nemen zorgvuldigheid hoge eisen worden gesteld, zowel voor wat betreft het onderzoek zelf en de daarbij te hanteren maatstaven en methoden als de wijze waarop de resultaten ervan onder de aandacht van het publiek worden gebracht. Voormeld belang van de Consumentenbond brengt mee dat zij geheel vrij is in de keuze van de door haar te onderzoeken (eigenschappen van de) producten en de methoden en maatstaven die zij daarbij hanteert, met dien verstande dat die keuze binnen de grenzen van de redelijkheid blijft en aldus jegens degene die de producten/diensten aanbiedt niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt.
Het aan de publicatie ten grondslag liggende onderzoek
4.4.
De Consumentenbond heeft – samengevat weergegeven – het volgende verklaard ten aanzien van het door hem verrichte onderzoek:
Het onderzoek is uitgevoerd binnen een samenwerkingsverband van nationale consumentenorganisaties (het International Consumer Research and Testing). De Consumentenbond heeft hieraan meegedaan en producten aangedragen die op de Nederlandse markt beschikbaar zijn.
Een medewerker van de Consumentenbond heeft voor het onderzoek onder andere dertien flacons van AG besteld in de webshop van Kruidvat. Voorafgaand hieraan heeft de Consumentenbond AG bericht over het onderzoek en enkele vragen gesteld over de door AG op de Nederlandse markt te verkopen producten.
Het onderzoek is uitgevoerd door een gespecialiseerd Duits laboratorium (hierna: het laboratorium), dat is gecertificeerd voor het testen van cosmetica en farmaceutische producten. Dit laboratorium heeft de door de diverse consumentenorganisaties aangedragen zonnebrandmiddelen onderzocht, waaronder de door de Consumentenbond aangeschafte flacons van AG.
Het Duitse laboratorium heeft twee onderzoeken uitgevoerd. Zij heeft onderzoek gedaan naar de SPF, welk onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de norm NEN-EN-ISO 24444, waarbij de in vivo methode is gehanteerd. Verder heeft zij getest in hoeverre de middelen bescherming bieden tegen UV-A straling, welk onderzoek is uitgevoerd op basis van de norm NEN-EN-ISO 244432, waarbij de in vitro methode is gehanteerd. Beide methodes zijn door de Consumentenbond nader toegelicht.
Van de onderzoeken zijn door het laboratorium rapporten opgesteld waarin de gehanteerde methodieken en de resultaten zijn beschreven.
De Consumentenbond heeft de resultaten van de onderzoeken daarna verstrekt aan AG. Hij heeft daarbij aan haar gevraagd om een vragenlijst te retourneren en haar in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken. AG heeft daar gebruik van gemaakt, waarna de Consumenten de door AG in zijn reactie gestelde vragen heeft beantwoord.
AG heeft twee eigen onderzoeken met de Consumentenbond gedeeld, waarvan de Consumentenbond voorafgaand aan de publicatie van het artikel kennis heeft genomen. De Consumentenbond heeft aan AG aangegeven dat deze onderzoeken voor hem geen reden zijn om zijn bevindingen te wijzigen.
De Consumentenbond heeft vervolgens zijn bevindingen gepubliceerd op de wijze zoals onder de feiten vermeld.
4.5.
De bezwaren die AG hiertegen heeft gemaakt komen in de kern op het volgende neer. De Consumentenbond is niet transparant geweest over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. De Consumentenbond had AG inzage moeten geven in de wijze waarop het onderzoek tot stand is gekomen en in het rapport dat de onderzoeksmethodieken en resultaten bevat. De Consumentenbond heeft weliswaar in dit geding nadere stukken betreffende het onderzoek overgelegd, maar dat is onvoldoende. AG kan aan de hand hiervan nog steeds niet afleiden of het onderzoek goed is uitgevoerd. Verder had de Consumentenbond de door AG aan hem verstrekte eigen onderzoeken niet naast zich neer mogen leggen. De Consumentenbond had de publicatie uit moeten stellen totdat nader onderzoek was verricht naar de verhouding tussen zijn onderzoek en de onderzoeken die AG heeft laten uitvoeren. Bij dit alles dient met name acht geslagen te worden op dit specifieke geval waarin het gaat om producten die al vele jaren met grote precisie en zorg op identieke wijze en met identieke samenstelling worden geproduceerd en ten aanzien waarvan constante kwaliteitscontrole door deskundigen plaatsvindt. Ten slotte hadden de na de publicatie beschikbaar gekomen rapporten voor de Consumentenbond aanleiding moeten zijn om de door AG gevraagde acties te ondernemen. De Consumentenbond heeft dat ten onrechte nagelaten, aldus AG.
4.6.
De voorzieningenrechter volgt AG niet in voormelde bezwaren. Daartoe is het volgende redengevend.
Transparantie
4.7.
Het gebrek aan transparantie is volgens AG gelegen in de omstandigheid dat de Consumentenbond haar voorafgaand aan de publicatie geen gedetailleerde informatie heeft gegeven over de wijze van uitvoering van het onderzoek binnen een samenwerkingsverband en niet de naam van het laboratorium noemt dat het onderzoek heeft uitgevoerd. Dit laatstgenoemde onderdeel zal hierna apart worden beoordeeld, omdat de Consumentenbond ook stelt dat zij thans nog steeds aanspraak kan maken op verstrekking van dat gegeven, waartoe zij ook een vordering heeft ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eerstgenoemde informatie is inmiddels door de Consumentenbond verstrekt. De omstandigheid dat zij die informatie niet eerder heeft gedeeld, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog niet dat de Consumentenbond onzorgvuldig heeft gehandeld. Dit betreft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen informatie die de Consumentenbond uit oogpunt van transparantie voorafgaand aan de publicatie met AG had behoren te delen. Dat verenigt zich niet met de vrijheid die de Consumentenbond heeft als vermeld onder 4.3.
Verstrekken stukken op grond van artikel 843a Rv
4.8.
Wat betreft de inmiddels door de Consumentenbond aan AG verstrekte stukken overweegt de voorzieningenrechter dat dit – volgens de verklaring van de Consumentenbond – alle delen uit het rapport zijn betreffende de gehanteerde methodologie en de onderzoeksresultaten van de geteste sprays van AG. Alleen de gegevens die betrekking hebben op de concurrenten van AG zijn niet verstrekt en de naam van het laboratorium is weggelaten, aldus de Consumentenbond. Daarbij heeft de Consumentenbond toegelicht dat hij die naam niet wil verstrekken omdat hij de ervaring heeft dat dergelijke organisaties daar hinder van kunnen ondervinden en onder druk gezet kunnen worden.
4.9.
Nu AG heeft verklaard dat het haar niet te doen is om informatie te krijgen van concurrenten, resteert als ontbrekend gegeven alleen nog de naam van het laboratorium. AG meent aanspraak te kunnen maken op verstrekking van dat gegeven op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv. Zij heeft daarbij toegelicht dat zij meent dat het rapport niet deugdelijk is en dat zij wil weten wie heeft getest om te kunnen verifiëren of dat een lab is dat volgens de juiste normen heeft getoetst en ook of er wel is getest en zo ja, of dat is gedaan door iemand met een gedegen opleiding.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor een geslaagd beroep op artikel 843a Rv AG een rechtmatig belang dient te hebben bij de verstrekking aan haar van het gewenste stuk, zijnde in dit geval het onderdeel van het rapport waarop de naam van het laboratorium staat vermeld. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Het volgende is hiervoor redengevend.
4.11.
De door het laboratorium gebruikte methodieken en de gehanteerde normen, waar AG stelt inzicht in te willen hebben, staan vermeld in de door de Consumentenbond (inmiddels) overgelegde delen van het rapport. AG heeft niet geconcretiseerd dat en waarom deze methodieken en normen – zijnde volgens de Consumentenbond de voorgeschreven standaarden – ondeugdelijk zouden zijn. AG heeft ook niet toegelicht welke van de door haar in de dagvaarding opgenomen vragen over de uitgevoerde onderzoeken zij nog beantwoord wil zien. Dat had wel op haar weg gelegen nu zij in de dagvaarding stelt dat zij de betreffende informatie nodig heeft om de resultaten van het onderzoek op juistheid te kunnen laten toetsen en een contra-test te kunnen laten uitvoeren. Die contra-test heeft AG echter inmiddels – nadat de Consumentenbond nadere stukken heeft overgelegd – laten uitvoeren en deze betreft volgens haar producten uit exact dezelfde batch als die waarover de Consumentenbond heeft gerapporteerd in de publicatie. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat AG na de dagvaarding door de overlegging door de Consumentenbond van de nadere stukken inmiddels over voldoende informatie beschikt.
4.12.
AG heeft voorts geen concrete punten uit het rapport genoemd die zouden moeten leiden tot de conclusie dat het rapport ondeugdelijk is. Alleen haar opmerkingen over de omstandigheid dat de test kennelijk “blind” is uitgevoerd zouden als zodanig kunnen worden aangemerkt. Gezien de toelichting van de Consumentenbond wat daarmee wordt bedoeld (uiteraard niet zijnde dat er willekeurig wordt gesmeerd en dat daarna niet meer duidelijk is wat waarop is gesmeerd) en bij gebreke van een verwijzing door AG naar andersluidende voorschriften, gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij.
4.13.
De overige opmerkingen die AG heeft gemaakt betreffen met name de vragen of het onderzoek wel betrekking heeft gehad op de door AG geproduceerde spray, of er in het geheel wel onderzoek is gedaan en of het rapport wel door een deskundige is opgesteld. Deze opmerkingen en (impliciete) verdachtmakingen vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende aanknopingspunt om te twijfelen aan hetgeen de Consumentenbond uitdrukkelijk heeft verklaard over het uitgevoerde onderzoek en de deskundigheid van het laboratorium. Bij dit laatste heeft de voorzieningenrechter ook nog acht geslagen op de door de Consumentenbond overgelegde certificering, die volgens zijn uitdrukkelijke stelling het laboratorium betreft, en de certificaten van de gebruikte apparatuur.
De onderzoeken die AG zelf heeft laten uitvoeren
4.14.
Het laatste bezwaar, waarbij AG verwijst naar de onderzoeken die zij zelf heeft laten uitvoeren, kan ook niet worden gehonoreerd. Daartoe is redengevend dat de Consumentenbond in beginsel niet gehouden is om tijdens een onderzoek met marktpartijen in overleg te treden en om hen de mogelijkheid te bieden om commentaar te uiten op een onderzoek. Hij is in beginsel dan ook niet gehouden om onderzoeken die een marktpartij zelf heeft laten verrichten en die een andere uitkomst hebben te gebruiken bij het door hem uitgevoerde onderzoek en ook niet om daarvan melding te maken in de publicatie (vgl. HR 9 oktober 1987, NJ 1988, 537).
4.15.
Anders dan AG heeft betoogd ziet de voorzieningenrechter in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Daarbij is acht geslagen op de stellingen van de Consumentenbond dat de rapporten waarvan zij vóór publicatie kennis heeft genomen inmiddels aanzienlijk verouderd zijn (te weten uit 2012 en 2016) en geen INCI-lijst bevatten, waardoor niet kon worden nagegaan of het over een product ging met dezelfde samenstelling. Bovendien kan de omstandigheid dat destijds in die onderzoeken een goed onderzoeksresultaat is behaald niet afdoen aan het resultaat van het onderzoek dat de Consumentenbond onlangs heeft laten uitvoeren. De Consumentenbond verwijst in de publicatie ook duidelijk naar zijn eigen onderzoek (“de door ons onderzochte sprays”). De Consumentenbond behoefde in de door AG aan hem verstrekte rapporten dan ook geen aanleiding te zien om de publicatie uit te stellen om AG in de gelegenheid te stellen tegenonderzoek te laten uitvoeren. Dat zou een te vergaande inbreuk vormen op de vrijheid van meningsuiting van de Consumentenbond. Daarbij is ook van belang de nieuwswaarde van een bericht zoals het onderhavige in combinatie met het geplande moment van verschijning (begin van de zomer).
4.16.
De door AG overgelegde rapporten van onderzoeken die zijn uitgevoerd ná de publicatie kunnen ook geen grond vormen voor toewijzing van een of meer van de vorderingen. Ook hierbij heeft te gelden dat de uitkomst van deze onderzoeken niet kan leiden tot de conclusie dat het aan de publicatie ten grondslag liggende onderzoek dat de Consumentenbond heeft laten uitvoeren, ondeugdelijk was. Zoals onder 4.9 overwogen ontbreken concrete aanwijzingen om dat vast te kunnen stellen. De voorzieningenrechter overweegt hierbij nog – gezien de verwijzing door AG naar de specifieke aard van het product (meer in het bijzonder naar de zorgvuldige wijze van het produceren en controleren daarvan, zoals vermeld onder 4.5) dat de omstandigheid dat er geen verklaring kan worden gegeven voor de verschillende uitkomsten van de diverse onderzoeken, niet kan leiden tot de conclusie dat de publicatie daarom onrechtmatig is.
4.17.
Overigens heeft de Consumentenbond ook nog een aantal inhoudelijke kanttekeningen geplaatst bij het door AG als productie 20 overgelegde rapport. De voorzieningenrechter kan gelet daarop binnen het beperkte bestek van dit kort geding ook niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat dit onderzoek deugdelijk is verricht en dat de resultaten hiervan juist zijn.
Conclusie
4.18.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende kan niet worden aangenomen dat de Consumentenbond door middel van de publicatie de in acht te nemen zorgvuldigheid heeft overschreden. Van het door AG gestelde onrechtmatig handelen van de Consumentenbond is daarmee dan ook geen sprake, zodat het recht van de Consumentenbond op vrije meningsuiting in dit geval dient te prevaleren boven het door AG ingeroepen recht op bescherming van haar eer en goede naam. De vorderingen van AG zullen dan ook worden afgewezen.
4.19.
AG zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt AG in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Consumentenbond begroot op € 1.606,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018.
ts