Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2018 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
a. ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing afgevoerd; of
b. geleid door een doelmatige ontgeuringsinstallatie.
Ingevolge het tweede lid worden, ten behoeve van het voorkomen dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder, bedoeld in artikel 3.132 van het besluit, dampen die vrijkomen bij het bereiden van voedingsmiddelen, bedoeld in artikel 3.130, onder b, van het besluit, in een ruimte bij grillen, anders dan met houtskool, dan wel frituren of bakken in olie of vet, afgezogen en voordat zij in de buitenlucht worden afgevoerd, geleid door een doelmatig verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter.
Ingevolge het vierde lid kan het bevoegd gezag, indien blijkt dat de geurhinder een aanvaardbaar niveau overschrijdt vanwege het slecht functioneren van de ontgeuringsinstallatie, onvoldoende verspreiding van afgezogen dampen, geuremissies die niet via de afzuiging worden afgevoerd of incidentele geurpieken, in aanvulling op het eerste lid, overeenkomstig artikel 2.7a, derde lid, van het besluit, maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot:
b. de situering van het emissiepunt;
c. het voorkomen of beperken van diffuse geuremissies; of
Tevens is tijdens een controle op 1 mei 2017 vastgesteld dat de pijp van de afzuigingsinstallatie 2,7 meter hoger is dan de maatgevende daklijn, zodat het afvoeren van de dampen geschiedt op een wijze die in overeenstemming is met de voorschriften. Artikel 3.103, eerste lid, van de Activiteitenregeling schrijft niet voor dat naast het afvoeren van de dampen op hoogte tevens sprake moet zijn van een doelmatige ontgeuringsinstallatie. Nu de uit het restaurant afkomstige dampen op de minimaal voorgeschreven hoogte worden afgevoerd, doet zich geen overtreding van het bepaalde in artikel 3.103, eerste lid, van de Activiteitenregeling voor. Het voorgaande wordt door eiser niet betwist.
€ 501,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
mr. B. Hammer, leden, in aanwezigheid van mr. L.S.N. Geerlings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.