In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2018 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vader en een moeder over de gezagsuitoefening en het recht op privacy van hun minderjarige kinderen. De vader verzocht de rechtbank om de moeder te gelasten alle videologboeken waarin de kinderen zichtbaar of hoorbaar zijn, van sociale media zoals YouTube en Instagram te verwijderen. Hij vreesde dat deze beelden en mededelingen over de kinderen een risico zouden vormen voor hun privacy en hen blootstelden aan pestgedrag of pedofilie. De moeder verweerde zich door te stellen dat zij met toestemming van de vader deze beelden had geplaatst en dat er tot nu toe geen nadelige gevolgen voor de kinderen waren geweest.
De rechtbank oordeelde dat het gezamenlijk gezag van de ouders meebracht dat zij samen moesten beslissen over het plaatsen van beelden van de kinderen op sociale media. De rechtbank erkende de zorgen van de vader over de privacy van de kinderen en het risico op pestgedrag, en oordeelde dat de belangen van de kinderen voorop stonden. De rechtbank besloot het verzoek van de vader toe te wijzen en de moeder te gebieden om de beelden van de kinderen binnen een week te verwijderen en verwijderd te houden van alle sociale media. Tevens werd een dwangsom van € 500,- per dag opgelegd voor het geval de moeder in gebreke bleef aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 25.000,00.
De rechtbank compenseerde de proceskosten, gezien de aard van de procedure, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door kinderrechter mr. C.G. Meeder, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. Hortensius.