ECLI:NL:RBDHA:2018:1310
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, hierna verzoeker genoemd. Verzoeker had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, beroep ingesteld nadat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op 16 januari 2018 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hem was meegedeeld dat zijn opvang per 13 februari 2018 zou worden beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten met behoud van opvang zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom werd besloten om de uitzetting van verzoeker te verbieden totdat op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter baseerde zijn beslissing op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en bepaalde dat het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, bleef bestaan. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.