ECLI:NL:RBDHA:2018:1310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
NL18.1162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, hierna verzoeker genoemd. Verzoeker had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, beroep ingesteld nadat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op 16 januari 2018 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hem was meegedeeld dat zijn opvang per 13 februari 2018 zou worden beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten met behoud van opvang zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom werd besloten om de uitzetting van verzoeker te verbieden totdat op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter baseerde zijn beslissing op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en bepaalde dat het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, bleef bestaan. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.1162
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 16 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 30 januari 2017 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een ordemaatregel te treffen teneinde beëindiging van de opvang gedurende de beroepsprocedure te voorkomen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de
voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker stelt dat hem door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is aangezegd dat de opvang per 13 februari 2018 zal worden beëindigd.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat één van de rechtsgevolgen van (de bekendmaking van) het besluit van 16 januari 2018 is dat de verstrekkingen op de voorgeschreven wijze zullen worden beëindigd. Nu de opvang van verzoeker zal
eindigen voordat de uitspraak in de beroepsprocedure is gedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten met behoud van opvang, zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onverkorte handhaving van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb de verzochte ordemaatregel te treffen, inhoudende dat uitzetting van verzoeker wordt verboden tot op het beroep is beslist. Het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, blijft dan op grond van artikel 5, eerste lid, sub a, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 bestaan.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat het verweerder verboden is verzoeker uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.