In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers, bestaande uit vier personen, de Gemeente Kaag en Braassem aangeklaagd in een kort geding. De eisers vorderen dat de Gemeente verplicht wordt om de grens tussen hun huurperceel en dat van hun buren aan te wijzen en mee te werken aan het verplaatsen van een hek dat door de buren is geplaatst. De achtergrond van het geschil ligt in een huurovereenkomst die in 1974 is gesloten tussen de heer [A] en de Gemeente, waarbij de huurders het exclusieve gebruik van een perceel grond op de dijk hebben verkregen. Eisers stellen dat de Gemeente hen moet helpen bij het vaststellen van de grenzen van hun huurperceel, omdat dit hen belemmert in hun huurgenot en het verkopen van hun woning bemoeilijkt.
De Gemeente heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat het niet haar bedoeling was om duidelijke grenzen tussen de verschillende huurpercelen te bepalen. De voorzieningenrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Gemeente niet verplicht is om de gevraagde medewerking te verlenen, omdat de huurovereenkomst geen duidelijke grenzen voorschrijft en de problemen voortkomen uit een feitelijke stoornis door een derde, namelijk de buurman [X]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor de vordering van eisers en heeft deze afgewezen. Tevens zijn eisers veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.