ECLI:NL:RBDHA:2018:13076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
NL17.6699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de geloofwaardigheid van een asielaanvraag op basis van een rapport van Stichting Gave

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, van Iraanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag een rapport overgelegd van Stichting Gave, waarin de geloofwaardigheid van haar bekering tot het christendom wordt betoogd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over haar bekering. De rechtbank oordeelt dat verweerder het rapport van Stichting Gave niet voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet inhoudelijk heeft gereageerd op de argumenten van Stichting Gave, waardoor zijn conclusie niet van een kenbare motivering is voorzien. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het rapport van Stichting Gave wel in de beoordeling wordt betrokken. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6699

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 13 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij op [datum 1] 2012 is bekeerd tot het christendom. Nadat zij dit de volgende dag, op [datum 2] 2012, aan haar echtgenoot vertelde, is zij door haar echtgenoot mishandeld en is zij het huis uitgezet. Vanaf dat moment werd zij bedreigd door haar echtgenoot. Op [datum 3] 2013 is zij gescheiden van haar echtgenoot. Bij terugkeer naar Iran vreest eiseres voor haar voormalige echtgenoot, omdat hij haar zal blijven lastigvallen vanwege haar bekering. Daarnaast zijn veel mensen in Iran op de hoogte van haar bekering, waardoor dit problemen kan opleveren bij terugkeer.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- bekering tot het christendom;
- problemen met voormalige echtgenoot.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat hij de verklaringen van eiseres over haar nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig acht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres gescheiden is van haar echtgenoot. De verklaringen van eiseres over haar bekering tot het christendom en de problemen met haar voormalige echtgenoot acht verweerder niet geloofwaardig. Volgens verweerder komt eiseres daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiseres voert aan dat verweerder haar bekering ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres heeft in beroep een rapport van Stichting Gave van 13 oktober 2017 overgelegd over de toetsing van de bekering van eiseres, waarin is betoogd dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de bekering van eiseres geloofwaardig is te achten. Eiseres verwijst in het bijzonder naar de paragrafen B, C, F en G van dit rapport.
4.1
Verweerder heeft in het verweerschrift het bestreden besluit en zijn daarin opgenomen standpunt dat hij de bekering van eiseres niet geloofwaardig acht, gehandhaafd. Verweerder heeft gesteld dat het overgelegde rapport van de Stichting Gave niet tot een ander oordeel noopt, omdat eiseres tegen over hem geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over de bekering en het proces dat tot die bekering heeft geleid.
4.2
In de Werkinstructie 2018/10 (WI 2018/10) inzake bekeerlingen staat, voor zover hier van belang, het volgende.
4.1.1
Documenten van kerkelijke personen/instanties
Ter onderbouwing van hun motieven voor en het proces van bekering, hun kennis en/of hun activiteiten, komt het regelmatig voor dat een (gestelde) bekeerling met aanvullend bewijsmateriaal komt, bijvoorbeeld een doopbewijs of foto’s van een doop of bekering. Daarnaast zien we dat vreemdelingen een verklaring/brief inbrengen, bijvoorbeeld van een voorganger, pastoor of een rapport opgesteld door een stichting zoals de Commissie Plaisier of Stichting Gave. Het is van belang om te kijken naar de inhoud van deze verklaringen. Verklaringen kunnen in principe op elk moment in de procedure worden ingebracht en een toevoeging zijn op het bestaande dossier of een bevestiging zijn van hetgeen de vreemdeling verklaart.
De IND weegt ingebrachte informatie van derden altijd mee in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering, maar het gewicht dat hieraan wordt toegekend is afhankelijk van de individuele casus. Het uitgangspunt blijft immers dat de vreemdeling ten overstaan van de IND overtuigende verklaringen dient af te leggen over zijn bekering.
[…]
4.1.4
Motivering
Indien de verklaringen van derden niet leiden tot het geloofwaardig achten van de bekering, dient gemotiveerd te worden om welke reden de verklaringen van derden niet opwegen tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen die de vreemdeling ten overstaan van de IND heeft afgelegd. Met de enkele stelling dat het aan de vreemdeling is om zijn bekering aannemelijk te maken middels zijn verklaringen, zijn de verklaringen van derden niet zichtbaar meegewogen. Ten aanzien van de weging van de verklaringen van derden zijn twee opties mogelijk:
In het geval de verklaringen van derden geen nieuwe inzichten op het bestaande dossier bieden en/of enkel een andere weging geeft van de verklaringen die de vreemdelingen tegenover de IND heeft afgelegd, dient gemotiveerd te worden om welke reden deze verklaringen geen nieuwe inzichten bieden en/of niet van toegevoegde waarde zijn (zie ook 4.1.2).
In het geval de verklaringen van derden wel nieuwe inzichten bieden op het bestaande dossier of een bevestiging is van hetgeen de vreemdeling heeft verklaard, dient inhoudelijk op de verklaringen van derden ingegaan te worden. Er dient derhalve te worden gemotiveerd waarom deze verklaringen van derden niet opwegen tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen die de vreemdeling ten overstaan van de IND heeft afgelegd. De verklaringen van derden dienen daarbij tegen de verklaringen die de vreemdeling bij de IND heeft afgelegd, te worden afgezet. Daarbij blijft staan dat het primair aan de vreemdeling is om middels zijn verklaringen aannemelijk te maken dat hij is bekeerd en de IND een zelfstandig oordeel vormt ten aanzien van de geloofwaardigheid van de bekering. Tevens geldt dat het een integrale geloofwaardigheidsoordeel blijft en alle aspecten (dus ook verklaringen die bij eerdere aanvragen zijn afgelegd) betrokken kunnen worden.
4.3
Stichting Gave heeft in haar rapport uitvoerig uiteengezet waarom volgens haar de verklaringen van eiseres over haar bekering geloofwaardig zijn. Zij is daarbij ook ingegaan op de motivering door verweerder van het bestreden besluit. Zoals uit de hiervoor aangehaalde passages uit de WI 2018/10 volgt, moet verweerder een ingebracht rapport van Stichting Gave meewegen bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering. Als de verklaringen van derden, zoals in deze zaak die van Stichting Gave, volgens hem geen nieuwe inzichten bieden en/of enkel een andere weging geven van de verklaringen die de vreemdelingen tegenover verweerder heeft afgelegd, zal verweerder moeten motiveren om welke reden deze verklaringen geen nieuwe inzichten bieden en/of niet van toegevoegde waarde zijn.
4.4
In de zaak van eiseres heeft verweerder in reactie op het rapport van Stichting Gave volstaan met de enkele stelling dat eiseres tegen over hem geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over de bekering en het proces dat tot die bekering heeft geleid. Zoals ook volgt uit de WI 2018/10 heeft verweerder daarmee de inhoud van het rapport van Stichting Gave niet zichtbaar meegewogen. Dat klemt te meer nu Stichting Gave in haar rapport niet enkel een eigen oordeel heeft gegeven over de geloofwaardigheid van het bekeringsproces van eiseres, maar ook argumenten heeft ingebracht tegen de motivering van het standpunt van verweerder in het bestreden dat hij de bekering niet geloofwaardig acht. Nu verweerder daarop inhoudelijk niet heeft gereageerd, heeft hij zijn conclusie dat het rapport van Stichting Gave hem niet tot een ander standpunt brengt, niet van een kenbare motivering voorzien.
De beroepsgrond slaagt.
5. Nu verweerder zijn standpunt over de geloofwaardigheid van het bekeringsproces al gelet op het voorgaande zal moeten heroverwegen in het licht van het rapport van Stichting Gave, komt de rechtbank aan een bespreking van de overige beroepsgronden die zien op de geloofwaardigheid van de bekering niet toe.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder geen aanvullende reactie op het rapport van Stichting Gave heeft gegeven. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel