ECLI:NL:RBDHA:2018:13032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
09/837134-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van volwassenstrafrecht bij woninginbraak door meerderjarige verdachte

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige verdachte die samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd op 11 juli 2018 in Den Haag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij ASR gelabeld was, onder het volwassenstrafrecht valt. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander plegen van een woninginbraak, waarbij een kluis werd weggenomen. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de inbraak en enkel onder druk handelde. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen en het bewijs van de politie in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de inbraak en dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen reden was om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien zijn leeftijd en omstandigheden. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/837134-18
Datum uitspraak: 1 november 2018
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 18 oktober 2018 behandeld.
De officier van justitie in deze zaak was mr. F.A. van Kins en de raadsvrouw van de verdachte mr. C.J.M. van den Brûle.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd op 11 juli 2018 aan de [adres] te
Den Haag samen met een ander of anderen een woninginbraak te hebben gepleegd of daaraan medeplichtig te zijn geweest.
Het feit staat beschreven in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Standpunten en beoordeling

3.1
Inleiding
Op woensdag 11 juli 2018 omstreeks 07:00 uur werden politie-eenheden door de centrale
meldkamer van de politie eenheid Den Haag naar de [adres] te Den Haag gestuurd alwaar op heterdaad een woninginbraak aan de gang zou zijn. Er waren diverse meldingen van omwonenden die glasgerinkel hadden gehoord en die twee mannen een zwaar voorwerp over straat hadden zien dragen/slepen. De mannen kwamen uit de richting van de [adres] , waar bij de parterrewoning - zo bleek later - een ruit aan de straatzijde was vernield. Diverse getuigen hadden gezien dat in de buurt een Opel Corsa, oud model, grijs van kleur en zonder kentekenplaat stond geparkeerd. De achterklep van deze Corsa stond open en de twee mannen hebben samen het zware voorwerp achter in deze auto gelegd. Vervolgens zijn zij in de auto gestapt en is de auto snel weggereden.
De Opel Corsa is tegen een geparkeerde auto aan gereden en van deze auto is een spiegel beschadigd. De Opel Corsa is tijdens de achtervolging door de politie nog een stuk over de stoep gereden en vervolgens tot stilstand gekomen.
Er worden drie verdachten aangehouden. [medeverdachte 1] en [verdachte] (hierna ook: de verdachte) in de buurt van het voertuig en [medeverdachte 2] op de [straat] .
In de achterbak van de Opel Corsa wordt een kluis aangetroffen, die uit de woning aan de
[adres] is weggenomen.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte bij voornoemde woninginbraak betrokken was en zo ja, wat zijn rol hierbij was.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat de verdachte samen met een ander ’s nachts deze woninginbraak heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Mr. Van den Brûle heeft aangegeven dat de verdachte van het medeplegen van deze woninginbraak of de medeplichtigheid daaraan moet worden vrijgesproken.
De verdachte is niet in de woning geweest en wist ook niet dat één van de mannen (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) van plan was om in een woning te gaan inbreken. De verdachte heeft slechts meegeholpen een voorwerp over straat te tillen omdat hij bang was en onder druk werd gezet door die man. Hij hoorde pas later dat het voorwerp een kluis was. Er is onvoldoende bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, zodat ook geen sprake kan zijn van medeplegen. Het enkele meehelpen met het tillen van een kluis levert ook geen medeplichtigheid op, aangezien de verdachte geen opzet had op de inbraak.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
[aangever] (verder: aangever) heeft op woensdag 11 juli 2018 aangifte gedaan van inbraak in de woning van zijn ouders aan de [adres] te Den Haag. Hij zag dat het huis helemaal overhoop was gehaald. Hij zag dat de kluis, die aan een muur in de gangkast was bevestigd, uit de gangkast was weggehaald. Er zou onder meer een bedrag van ongeveer 7000 euro in de kluis zitten. [2]
Getuige [getuige 1] , wonende aan de [adres] verklaarde dat hij op woensdag 11 juli 2018 wakker werd van het geluid alsof er in de woning onder hem, van de eerste etage of begande grond, meubels werden verplaatst. Tussen 06:15 uur en 06:30 uur hoorde de getuige [getuige 1] een harde klap bij de onderburen vandaan komen. Toen hij richting de [straat] keek zag hij dat twee mannen een wit metalen kast ter grootte van een magnetron over straat sleepten, dat zij deze in de kofferbak van een grijze Opel Corsa, tilden, dat zij instapten en dat de Opel Corsa meteen wegreed. Hij is beneden gaan kijken en zag dat het raam van [adres] aan de voorzijde kapot was.
Hij omschreef de twee mannen als beiden met een normaal postuur en één met een grijs jasje met capuchon op. [3]
Getuige [getuige 2] , wonende aan [adres] te Den Haag, schrok op woensdag 11 juli 2018, omstreeks 07:00 uur, wakker van een harde klap, die van buiten kwam. Hij hoorde na deze harde klap direct glasgerinkel. Hij keek uit het raam en zag twee jongens uit de richting van de woning van zijn directe onderburen komen. Hij zag dat deze twee jongens aan het sjouwen waren met iets wat in een laken gewikkeld was.
Hij omschreef de twee jongens als beiden met een normaal postuur, één met een lichtgrijze “hoodie” en een capuchon op zijn hoofd en de ander met een blauwe trui en ook een capuchon op zijn hoofd. Hij zag even later een grijze Opel Corsa rijden die aan de achterzijde geen kentekenplaat had. [4]
Getuige [getuige 3] werd op 11 juli 2018 omstreeks 07:00 uur wakker van een hard geluid. Ze hoorde dat een mannelijk persoon zei “ik kan hem niet houden” en dat een ander mannelijk persoon zei “dan moet je trekken en duwen”. Ze zag vanaf haar balkon op de hoek van de [straat] en de [straat] twee mannen die met een zware witkleurige kast of kluis sleepten. Eén persoon droeg een grijze sweater met capuchon en had een normaal postuur. [5]
Getuige [getuige 4] stond op woensdag 11 juli 2018 omstreeks 07:00 uur op de hoek van de [straat] en de [straat] te Den Haag. Zij zag dat een man een zijraam binnen ging van een aldaar gelegen woning. De man had een normaal postuur, was licht getint, begin 20 jaar oud, droeg een donkerblauwe of zwarte “hoodie” en had een capuchon op.
Een andere man bleef buiten staan. Hij had een lichtgekleurde “hoodie” aan, een capuchon op en lichtgekleurde handschoenen aan.
De eerste man pakte direct bij binnenkomst in de woning een vierkant voorwerp, wit van kleur, ongeveer 50 cm bij 50 cm groot vast dat direct achter het raam lag. Het voorwerp paste niet door het zijraam en het grote raam werd ingeslagen. De getuige hoorde het glas breken en zag dat beide mannen het voorwerp wegdroegen richting de [straat] .
Kort erna zag de getuige een Opel Corsa voorbij rijden, zilvergrijs van kleur zonder kentekenplaat achter, voorbij rijden, komende vanuit de richting [straat] , die vervolgens de [straat] in reed. De getuige zag twee mannen in het voertuig zitten en herkende de bijrijder als de man die ze door het raam heeft zien klimmen, hij was licht getint en had donker haar. [6]
Getuige [getuige 5] werd op 11 juli 2018 omstreeks 7:00 uur wakker in haar woning aan de [straat] 190, omdat er veel werd gescholden op straat. Zij liep naar haar balkon en zag dat er twee personen met een crèmekleurige kluis liepen te slepen. Zij zag een spoor van witte krassen uit de richting van de [straat] . Zij zag dat er een kleine grijze personenauto, zonder kentekenplaat aan de achterkant, geparkeerd stond op de [straat] , met de achterklep open. Eén van de mannen droeg een grijze trui met capuchon. [7]
Getuige [getuige 6] was op woensdag 1 juli 2017 omstreeks 07:00 uur in de [straat] in Den Haag toen zij piepende banden uit de richting van de [straat] hoorde komen. Zij zag
een lichtgrijze auto met hoge snelheid de hoek om komen rijden. Zij hoorde een klap en
zag dat van een geparkeerde auto met kenteken [kenteken] de linker zijspiegel er af lag. [8]
De Opel Corsa die op de [straat] was achtergelaten en die aan de achterzijde geen kenteken had, was eigendom van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). In de laadruimte werd een kluis aangetroffen, beige/wit van kleur. Op diverse plekken zat er rondom schade aan de kluis. Onder de kluis lag een kentekenplaat met kenteken [kenteken] , die bij de auto hoorde. [9]
In de woning aan de [straat] 249 is sporenonderzoek gedaan. Er is een indrukspoor van een werktuig met een rechte vorm en een breedte van twaalf centimeter veilig gesteld en ook zijn er afdrukken van schoenzolen veilig gesteld. [10]
Eén van voornoemde schoensporen is mogelijk veroorzaakt door de rechterschoen van de
medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ). [11]
Medeverdacht [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) heeft bij politie verklaard dat de verdachte hem heeft opgehaald en dat ze daarna [medeverdachte 1] hebben opgehaald in [wijk] . [12]
[medeverdachte 1] werd op 11 juli 2018 omstreeks 7:10 uur op de [straat] aangehouden.
Hij droeg een donderblauw trainingsjack met een capuchon en een donkerblauwe trainingsbroek. [13] Hij droeg ook dunne zwarte werkhandschoentjes. [14]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 11 juli 2018 iemand naar de woning aan de [straat] heeft gereden, omdat dit aan hem was gevraagd, dat hij buiten de woning stond, dat hij glasgerinkel heeft gehoord en heeft gezien dat er een groot ding door de ruit werd gegooid en dat hij vervolgens moest meehelpen met tillen van het zware voorwerp, dat daarna in de achterbak van de Opel Corsa, die van zijn vriendin [slachtoffer 1] was, is gedaan. Zijn broer [medeverdachte 2] zat op dat moment achter het stuur van de Opel Corsa. [15]
De verdachte werd bij zijn aanhouding aangetroffen terwijl hij tot aan zijn nek in de sloot stond en een Ipad en een cameratas boven water hield. Hij droeg een grijs vest met capuchon. [16]
Dat er op 11 juli 2018 uit de woning aan de [straat] een kluis is weggenomen staat voor de rechtbank, gelet op de aangifte, de diverse verklaringen van de getuigen en de processen-verbaal van bevindingen, wel vast.
Gelet op de verklaring van de verdachte en de kleding die hij droeg bij zijn aanhouding, staat voor de rechtbank ook vast dat de verdachte de persoon is die een lichtgrijze hoodie met capuchon droeg, zoals door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] is beschreven. De verdachte stond buiten de woning, heeft gezien dat een zwaar voorwerp door het raam is gegooid en heeft meegeholpen met tillen en met het in de auto zetten van dat voorwerp. Zijn broer [medeverdachte 2] zat op dat moment als bestuurder in de Opel Corsa.
Is [medeverdachte 1] de tweede man geweest die met de kluis heeft gesjouwd en deze in de Opel Corsa heeft getild? De rechtbank is van oordeel dat dit zo is.
[medeverdachte 1] is namelijk aangehouden in de nabijheid van de grijze Opel Corsa, in welke auto in de achterbak de kluis is aangetroffen die uit de woning aan de [adres] is gestolen.
Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 1] door hem en de verdachte is opgehaald en bij hen in de auto zat. [medeverdachte 1] had bij zijn aanhouding een donkerblauw trainingsjack aan en zijn capouchon op. Gelet daarop en gelet op de getuigenverklaringen twijfelt de rechtbank er niet aan dat [medeverdachte 1] de tweede persoon is die de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] met iets zwaars hebben zien sjouwen en die getuige [getuige 4] de woning binnen heeft zien gaan. Verder is in de woning een schoenspoor aangetroffen dat mogelijk van de rechterschoen van [medeverdachte 1] afkomstig is. Ten slotte droeg [medeverdachte 1] werkhandschoenen, terwijl het zomer was. Nu daar geen logische verklaring voor is gegeven of gebleken, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] deze handschoenen droeg om te voorkomen dat hij vingerafdrukken zou achterlaten in de woning, die mogelijk zijn identiteit en betrokkenheid zouden kunnen prijsgeven.
Is er sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte dat er sprake is van medeplegen van de inbraak?
De rechtbank vindt van wel. De verdachte is degene geweest die met de auto van zijn vriendin [medeverdachte 1] heeft opgehaald en heeft afgezet in de buurt van de [straat] . Hij heeft vervolgens op [medeverdachte 1] staan wachten. De kluis is uit het raam gegooid en de verdacht heeft meegeholpen deze te sjouwen, samen met [medeverdachte 1] de kluis in de achterbak van de auto gelegd en is samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weggereden. Uit de moeite die de verdachte en [medeverdachte 1] hadden om de kluis naar de auto te slepen, blijkt dat het zonder de hulp van de verdachte niet zou zijn gelukt om de kluis mee te nemen. Dat de verdachte niet wist dat het zware voorwerp een kluis was en dat hij geen opzet op de inbraak en diefstal had, gelooft de rechtbank niet, gelet op de genoemde feiten en omstandigheden. De rechtbank gelooft ook niet dat de verdachte (enkel en alleen) bij de inbraak betrokken is geweest omdat hij bang was voor [medeverdachte 1] en door hem onder druk is gezet. De verdachte heeft dat op geen enkele manier nader toegelicht, daarvan is ook niets uit het dossier gebleken en hij had tijdens de inbraak op ieder moment samen met zijn broer weg kunnen rijden.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat de verdachte samen met een ander de woninginbraak heeft gepleegd, maar niet dat deze ’s nachts heeft plaatsgevonden. In de zomer is het om 7:00 uur al licht en zijn veel mensen al wakker en aan de dag begonnen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat de woninginbraak volgens de wet bewezen kan worden en is er ook van overtuigd dat de verdachte de woninginbraak heeft geleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het feit

Het feit dat de verdachte heeft gepleegd is een strafbaar feit. Er is geen reden om aan te nemen dat dit feit in dit geval niet strafbaar zou zijn.
In de beslissing staat hoe dit feit volgens de wet wordt beschreven.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar voor het plegen van dit feit, omdat nergens uit volgt dat de verdachte niet strafbaar zou zijn.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat hij geen reden ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht en heeft de rechtbank gevraagd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al heeft vastgezeten, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mr. Van den Brûle heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht wel toe te passen, mocht zij het feit bewezen verklaren, en zo’n straf op te leggen dat het onvoorwaardelijke deel niet langer duurt dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf gepast is voor de verdachte kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of de verdachte volgens het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht bestraft moet worden.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de woninginbraak 19 jaar oud. De verdachte heeft zijn leven goed op orde. Hij heeft een relatie, een eigen bedrijfje en heeft er in de avonduren nog een baan bij. In de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de inbraak is gepleegd, ziet de rechtbank dan ook geen reden om van toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen af te wijken. Ook de reclassering ziet geen noodzaak tot toepassing van het strafrecht voor minderjarigen.
De verdachte heeft samen met een ander een kluis uit een woning gestolen. De verdachte moet van de spullen van anderen afblijven. Je eigen huis is bovendien een plek waar je je veilig moet kunnen voelen. Gelukkig waren de bewoners op het moment van de inbraak niet thuis, maar de verdachte en zijn mededader hebben wel alles overhoop gehaald en veel schade aangericht. De manier waarop de kluis is weggehaald, namelijk van de muur gerukt, door het raam gegooid en over straat gesleept, getuigt van brutaliteit en een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen. Woninginbraken zorgen daarnaast bij omwonenden ook voor een gevoel van angst en onveiligheid. Dit alles neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
De ernst van het feit is al reden om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen.
De reclassering heeft de verdachte gesproken, maar ondanks enige zorg over het psychosociaal functioneren van de verdachte, heeft de reclassering onvoldoende zicht gekregen op mogelijke criminogene factoren die een verband hebben met het gepleegde feit. Er kan daarom geen uitspraak worden gedaan over de kans op recidive. Geadviseerd is een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering is de verdachte in staat een werkstraf te verrichten.
Nu de verdachte nog niet eerder is veroordeeld en zijn rol bij de woninginbraak relatief beperkt is geweest, zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf matigen. De rechtbank zal de verdachte wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De tijd die de verdachte heeft vastgezeten zal van de duur van de gevangenisstraf worden afgetrokken en het overige deel van de gevangenisstraf wordt voorwaardelijk opgelegd en hoeft de verdachte alleen uit te zitten als hij weer een strafbaar feit pleegt.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op 2 jaar.
De rechtbank vindt ook dat de verdachte de gevolgen van zijn gedrag nog moet voelen en zal de verdachte tevens een werkstraf opleggen.

7.Inbeslaggenomen goederen

De raadsvrouw heeft de rechtbank gevraagd de teruggave van enkele goederen aan de verdachte te gelasten.
Van de zijde van het Openbaar Ministerie is geen lijst met inbeslaggenomen goederen overgelegd en de rechtbank kan dan ook niet over de teruggave van de goederen beslissen. Zij gaat ervan uit dat de raadsvrouw en de officier van justitie dit in goed overleg zullen regelen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De straf die de rechtbank zal opleggen is gebaseerd op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden op het moment dat het feit werd gepleegd.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primaire feit;
de wettelijke kwalificatie van dit feit is:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING;
verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur
van 39 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hiervan afgetrokken
moet worden, tenzij dit al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
30 DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd als de verdachte zich voor het einde van de proeftijd, die op
2 jarenis gesteld, niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
120 UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, (kinder)rechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, (kinder)rechter,
en mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2018.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 omstreeks 06:30u, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een kluis (met daarin enig geldbedrag),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of de ouders van die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)nen, op of omstreeks
11 juli 2018 omstreeks 06:30u, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een kluis (met daarin enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of de ouders van [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededaders en/of verdachte, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 juli 2018 te Den Haag opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- de (vlucht)auto naar de woning te rijden en/of
- in de nabijheid van de plaats van het misdrijf te wachten en/of
- door het (meehelpen) tillen van voornoemde kluis.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 11 juli 2018 omstreeks
07:00u,te Den Haag, tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een kluis (met daarin enig geldbedrag), toebehorende aan de ouders van
[aangever], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft en
datweg te nemen
goedonder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar verklaringen, dan zijn dat verklaringen uit het dossier van politie Eenheid
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 12-13 en aanvullende verklaring aangever, p. 16-18
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , 25-26
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 30-31
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 296-297
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 298-300
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 126-127
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 23-24, en proces-verbaal van bevindingen, p.55
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61-62, met bijlagen, p. 77 en p. 95-96, met bijlagen
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 362-366
11.Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, p. 367-376
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 191-200 en p. 335-339
13.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 143/145, met bijlagen
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 219-227 en p. 322-331
16.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 203, met bijlagen