Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5]en
[naam 6]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in drie samenhangende asielzaken van een Roma-gezin uit Albanië. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvragen van de eisers, die afkomstig zijn uit Albanië, afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, ondanks hun verklaringen over discriminatie en gebrek aan toegang tot basisvoorzieningen, niet konden aantonen dat zij zodanig ernstig zijn gediscrimineerd dat zij niet in hun land van herkomst konden functioneren. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de Staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat Albanië als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 en het EVRM in overweging genomen. De eisers voerden aan dat de beoordelingsmaatstaf niet correct was toegepast en dat de besluiten onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris de asielaanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de opgelegde inreisverboden gerechtvaardigd waren. De beroepen van de eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.