ECLI:NL:RBDHA:2018:12872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/542698 / FA RK 17-8562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en ontvankelijkheid van de moeder in haar verzoek

Op 30 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De moeder, die het verzoek indiende in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van het kind, werd geconfronteerd met de juridische bepaling dat de meerderjarige vader de wettelijk vertegenwoordiger is volgens de Marokkaanse Familiewet (Mudawwana). De rechtbank concludeerde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij niet de wettelijk vertegenwoordiger van het kind was en derhalve niet gerechtigd om namens het kind in rechte op te treden.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 november 2017 was ingediend. De rechtbank ontving verschillende stukken, waaronder een verweerschrift van de bijzondere curator, die aangaf geen standpunt te kunnen innemen omdat zij geen contact had kunnen krijgen met de ouders van de minderjarige. Tijdens de zitting op 2 oktober 2018 waren de moeder en de vader niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.

De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had op basis van artikel 3 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het verzoek niet betrof een verandering in de persoonlijke staat van een in het buitenland wonende Nederlander. De rechtbank concludeerde echter dat er wel rechtsmacht was op basis van artikel 9 sub b Rv, omdat een procedure tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in Marokko niet mogelijk was. Uiteindelijk werd de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en werd de bijzondere curator ontslagen van haar functie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-8562
Zaaknummer: C/09/542698
Datum beschikking: 30 oktober 2018

Gerechtelijke vaststelling ouderschap

Beschikking op het op 9 november 2017 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster]

de moeder,
in de (gestelde) hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van na te noemen minderjarige,
wonende te [woonplaats] , Marokko,
advocaat: voorheen mr. E. El Assrouti, thans mr. S. Maachi te Almere.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[belanghebbende]

de vader,
wonende te [woonplaats] , Marokko.

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. H. Faouzi , advocaat te Zoetermeer,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, waarbij stukken zijn overgelegd die na te melden feiten ondersteunen;
- de brief van 7 december 2017, met bijlagen, van de moeder;
- het verweerschrift van de bijzondere curator;
- het bericht van 28 september 2018 van de bijzondere curator.
Op 2 oktober 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: mr. Maachi en de bijzondere curator. De moeder is niet verschenen. De man is – hoewel behoorlijk opgeroepen in de Staatscourant van 19 juli 2018 – evenmin ter terechtzitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vader over voornoemde minderjarige en zo nodig een bijzondere curator te benoemen.
De bijzondere curator heeft in haar verweerschrift aangegeven geen standpunt in te kunnen nemen omdat zij er niet in geslaagd was contact met de ouders van [minderjarige] te krijgen. Ter zitting heeft de bijzondere curator verklaard na het indienen van haar verslag alsnog contact te hebben gehad met de ouders en de minderjarige. De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Indien de rechtbank de moeder wel ontvangt in haar verzoek dan refereert de bijzondere curator zich aan het oordeel van de rechtbank.

Feiten

- De ouders zijn op [huwelijksdatum] in Marokko getrouwd.
- De vader was op dat moment ook nog getrouwd met [echtgenote vader] zodat sprake was van een bigaam huwelijk tussen de ouders.
- [minderjarige] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko.
- Naar Marokkaans recht is de vader de juridische vader van [minderjarige] , wat onder meer blijkt uit het feit dat de man op de Marokkaanse geboorteakte van [minderjarige] als juridisch vader is opgenomen.
- Naar Marokkaans recht oefent de vader het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
- Het huwelijk tussen de vader en [echtgenote vader] is ontbonden door echtscheiding op [scheidingsdatum] . Door deze echtscheiding is het bigaam karakter aan het huwelijk van de ouders ontvallen zodat sinds deze datum de vader ook naar Nederlands recht geldt als juridisch vader van [minderjarige]
- De ouders en [minderjarige] hebben de Marokkaanse nationaliteit. De vader heeft tevens de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 16 november 2017 is mr. H. Faouzi voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Beoordeling

Rechtsmacht
De moeder stelt dat de Nederlandse rechter in deze rechtsmacht toekomt op grond van artikel 3 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zij stelt dat er voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer is omdat het verzoek een verandering in de persoonlijke staat van een in het buitenland wonende Nederlander betreft en voorts omdat de vader de Nederlandse nationaliteit heeft en met zijn voormalige echtgenote [echtgenote vader] van 1993 tot 2000 in Nederland heeft gewoond.
De rechtbank is van oordeel dat aan artikel 3 sub c Rv geen rechtsmacht kan worden ontleend. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek niet betreft een verandering in de persoonlijke staat van een in het buitenland wonende Nederlander. Immers, [minderjarige] is geen Nederlander en het betreft evenmin een verandering van de persoonlijke staat nu de vader naar Marokkaans en Nederlands recht wordt aangemerkt als juridisch vader van [minderjarige] . Het feit dat de vader de Nederlandse nationaliteit heeft en twintig jaar geleden in Nederland heeft gewoond met zijn vorige echtgenote is ook onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat aan artikel 9 sub b Rv rechtsmacht kan worden ontleend nu een procedure tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in Marokko niet mogelijk is.
Ontvankelijkheid
De moeder heeft het verzoek ingediend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [minderjarige] . Uit artikel 231 van de Mudawwana, de Marokkaanse Familiewet, volgt dat de meerderjarige vader de wettelijk vertegenwoordiger is van een kind. Dit gegeven is ter zitting aan de advocaat van moeder voorgehouden. De advocaat heeft namens moeder verklaard dat het verzoek zoals het er ligt gehandhaafd wordt en de vader niet als verzoeker in de zin van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] zal optreden. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, nu zij niet de wettelijk vertegenwoordigster is van [minderjarige] en daarom niet gerechtigd is namens hem in rechte op te treden.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator niet meer nodig is. De rechtbank zal de bijzondere curator daarom ontslaan uit haar functie.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
*
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator over [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, H.M. Boone en O.F. Bouwman, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2018 door de oudste rechter mr. H.M. Boone.