ECLI:NL:RBDHA:2018:12846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.18813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Slovenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 18 juli 2018 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Slovenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser eerder op 24 januari 2018 in Slovenië een verzoek om internationale bescherming had ingediend.

Verweerder heeft op 27 juli 2018 de Sloveense autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. De Sloveense autoriteiten hebben hiermee ingestemd, maar eiser is op of omstreeks 22 augustus 2018 met onbekende bestemming vertrokken zonder de beslissing op zijn asielaanvraag af te wachten. Tijdens de zitting op 23 oktober 2018, waar eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij niet heeft gereageerd op de informatie die verweerder in het bestreden besluit heeft verstrekt. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18813

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Wieman).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.18814, plaatsgevonden op 23 oktober 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft op 18 juli 2018 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 24 januari 2018 in Slovenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft de Sloveense autoriteiten op 27 juli 2018 gevraagd om eiser op grond van Verordening (EU) 604/2013 (hierna: de Dublinverordening) terug te nemen. De Sloveense autoriteiten hebben middels het claimakkoord van 3 augustus 2018 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening hiermee ingestemd.
In het bestreden besluit is opgenomen dat eiser op of omstreeks 22 augustus 2018 met onbekende bestemming is vertrokken zonder de beslissing op zijn asielaanvraag af te wachten. Voorts is in het bestreden besluit opgenomen dat Nederland op 25 september 2018 een claimverzoek vanuit Frankrijk heeft ontvangen. Ter zitting is gebleken dat eiser in Frankrijk in vreemdelingenbewaring zit.
De rechtbank overweegt dat uit hetgeen hiervoor is opgenomen blijkt dat eiser geen belang meer hecht aan een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep en er daarmee geen sprake meer is van een procesbelang. Het ligt op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze vooronderstelling onjuist is en daarmee dat er nog sprake is van procesbelang. De rechtbank stelt vast dat van de zijde van eiser geen reactie is ontvangen op de door verweerder verstrekte informatie in het bestreden besluit. Evenmin was (de gemachtigde van) eiser ter zitting aanwezig voor een nadere reactie.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.