ECLI:NL:RBDHA:2018:12843
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Duitsland en Italië, die waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten op 12 juli 2018 hadden ingestemd met de terugname van eiser op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 23 oktober 2018 is eiser niet verschenen, maar de gemachtigde van de verweerder was aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De stellingen van eiser over schending van mensenrechten en het recht op gefinancierde rechtsbijstand zijn door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de toegang tot de rechter in Duitsland gewaarborgd is en dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de asielaanvraag van eiser in Nederland te behandelen, omdat eiser zijn medische omstandigheden niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.