ECLI:NL:RBDHA:2018:12841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/560828 / KGRK 18-1390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 29 oktober 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich beklaagde over de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in de zittingszaal voordat de zaak werd uitroepen. De verzoeker stelde dat deze situatie niet fatsoenlijk was en verwees naar jurisprudentie van het Hof Arnhem-Leeuwarden. De rechter, mr. J.L.M. Luiten, was niet aanwezig bij de behandeling van het wrakingsverzoek en had eerder schriftelijk gereageerd op de beschuldigingen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De enkele aanwezigheid van de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in de zittingszaal was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van overleg of partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete aanwijzingen moest geven voor het tegendeel. Aangezien dit niet was gebeurd, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
zaak- /rekestnummer: C/09/560828 / KG RK 18/1390
Beslissing van 29 oktober 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.L.M. Luiten,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
het openbaar ministerie,
hierna te noemen: de belanghebbende

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 2 oktober 2018 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 8 oktober 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 62633665 MB VERZ 17-2847 tussen verzoeker en de belanghebbende.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het niet fatsoenlijk is dat bij binnenkomst de vertegenwoordiger van de belanghebbende al met de rechter in de zittingszaal aanwezig is. Dit mag niet volgens de jurisprudentie van het Hof Arnhem-Leeuwarden.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker heeft aan het verzoek het volgende ten grondslag gelegd: ”Ik wraak de kantonrechter. Het is niet fatsoenlijk dat bij binnenkomst de vertegenwoordiger van de officier van justitie al tegelijk met de kantonrechter in de zittingszaal zit. Dit mag helemaal niet volgens de jurisprudentie van het Hof Arnhem-Leeuwarden. Het is arrogant van de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat hij al in de zaal zit.”
3.3.
De wrakingskamer overweegt als volgt. In zijn schriftelijke reactie heeft de kantonrechter verklaard dat er van overleg tussen hem en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie geen sprake is geweest en dat de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie en de griffier dit kunnen bevestigen. Verzoeker heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hieraan zou kunnen worden getwijfeld. Uit de enkele aanwezigheid van beide personen in de zittingszaal kan dit niet worden afgeleid.
Hierdoor ligt de zaak anders dan in de door verzoeker aangehaalde jurisprudentie van het Hof Arnhem-Leeuwaren. Ook overigens zijn door verzoeker geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat er in het onderhavige geval sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de kantonrechter. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. Y.J. Wijnnobel-van Erp, M. Nijenhuis en
A.C. Olland in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Demoed-van Dongen en in openbaar uitgesproken op 29 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.