ECLI:NL:RBDHA:2018:12815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag en de hoogte van de dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 16 augustus 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Eiser heeft op dezelfde datum nadere gronden ingediend, waarna verweerder op 10 september 2018 een verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag beroep kan worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. Eiser heeft verweerder op 1 augustus 2018 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 16 augustus 2018 is ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de dwangsom verschuldigd is vanaf 16 augustus 2018 en dat verweerder het maximale bedrag van € 1.260 heeft verbeurd. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 250,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.