ECLI:NL:RBDHA:2018:12814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.17422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid Duitsland voor asielaanvraag en toepassing humanitaire clausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit dateert van 24 september 2018 en betreft de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die eerder in Duitsland een asielverzoek heeft ingediend. Tijdens de zitting, die plaatsvond op 25 oktober 2018, is eiser bijgestaan door een gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien de Duitse autoriteiten hebben ingestemd met het terugnameverzoek van verweerder op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn werkelijke asielmotief in Duitsland kan aanvoeren en dat hij bij problemen tijdens de asielprocedure klachten kan indienen bij de Duitse autoriteiten.

Daarnaast is in geschil of verweerder de humanitaire clausule had moeten toepassen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder hierin een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder waren dat verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17422
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 september 2018 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.17423, plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft eerder in Duitsland een asielverzoek ingediend. Verweerder heeft daarom de Duitse autoriteiten gevraagd eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. Hiermee hebben de Duitse autoriteiten ingestemd.
2. Nu Duitsland het terugnameverzoek heeft geaccepteerd moet worden aangenomen dat Duitsland de (opvolgende) asielaanvraag van eiser zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Bij die aanvraag kan eiser zijn werkelijke asielmotief naar voren brengen. Bij voorkomende problemen tijdens die asielprocedure dient eiser daarover te klagen bij de Duitse autoriteiten.
3. In geschil is of verweerder toepassing had moeten geven aan de humanitaire clausule. Verweerder heeft daarin een ruime beoordelingsvrijheid. Eiser stelt dat hij zich in Duitsland niet veilig voelde en daar niet heeft durven te verklaren over zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder hoeven achten dat hij om die reden de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 25 oktober 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.