ECLI:NL:RBDHA:2018:12712
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en de toepassing van het arrest Z.Zh. en I.O. in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Albanees, had een terugkeerbesluit ontvangen op 1 augustus 2018, waarin hem werd meegedeeld dat hij de Europese Unie binnen 28 dagen diende te verlaten. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De staatssecretaris had vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had en dat hij een gevaar vormde voor de openbare orde vanwege een gepleegd strafbaar feit. Eiser bevond zich nog in zijn vrije termijn, maar deze was geëindigd door zijn strafrechtelijke aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende redenen had om te concluderen dat eiser zich mogelijk zou onttrekken aan het toezicht, gezien zijn gebrek aan een vaste woon- en verblijfplaats en onvoldoende middelen van bestaan.
Eiser voerde aan dat hij onterecht als onrechtmatig verblijfend werd beschouwd en dat het arrest Z.Zh. en I.O. van toepassing had moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris het arrest op goede gronden niet had betrokken bij zijn besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond was. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.