ECLI:NL:RBDHA:2018:12549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
09/767338-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en arbeidsuitbuiting in de horeca: beoordeling van uitbuitingssituaties en vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en arbeidsuitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op de uitbuiting van drie slachtoffers in de horeca. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden waaronder de slachtoffers werkten, hoewel zwaar, niet als uitbuitingssituaties konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft daarbij de criteria uit het Chinese horeca-arrest toegepast, waarbij gekeken werd naar de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de werkzaamheden met zich meebrachten, en het economisch voordeel dat de verdachte genoot. De rechtbank concludeerde dat de slachtoffers, ondanks hun illegale status, zelf de keuze hadden om niet te komen werken en dat de ontvangen beloning niet significant lager was dan het minimumloon. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van mensenhandel, omdat de omstandigheden niet mensonterend waren en de mensenrechten niet fundamenteel waren geschonden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767338-16
Datum uitspraak: 19 oktober 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 maart 2017 (pro forma), 15 juni 2018 (regie) en 5 oktober 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.P. Friperson naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode tussen 01 september 2015 tot 2 januari 2016 te Delft en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft verdachte, onder andere,
- die [slachtoffer 1] tewerkgesteld, waarbij de werkzaamheden bestonden uit het maken
van roti's en/of bara's en/of bananenchips en/of
- die [slachtoffer 1] 6 dagen per week laten werken en/of die [slachtoffer 1] vele uren per
dag (zonder pauzes) laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] ook 's nachts en/of bij ziekte laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] vervoerd naar de werklokatie en/of
- die [slachtoffer 1] voorgespiegeld dat hij 50 euro per dag betaald zou krijgen, terwijl die [slachtoffer 1] in totaal voor de gewerkte periode slechts 250 euro, althans (veel) minder salaris dan was afgesproken, betaald heeft gekregen en/of
- die [slachtoffer 1] als deze om geld vroeg ermee dreigde dat die [slachtoffer 1] illegaal
was en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou laten oppakken en/of
- die [slachtoffer 1] laten werken onder slechte en/of gevaarlijke
werkomstandigheden en/of
- met die [slachtoffer 1] afgesproken dat hij 50 euro per dag zou verdienen en/of
- met die [slachtoffer 1] geen arbeidscontract opgemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] zwart uitbetaald en/of en zo weinig laten verdienen waardoor het voor hem onmogelijk was om (bij een 40 urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimum loon, zulks terwijl die [slachtoffer 1] illegaal in Nederland verbleef en/of zich in een slechte financiële situatie bevond en/of de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend of onvoldoende bekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende, waardoor die [slachtoffer 1] ten opzichte van verdachte in een afhankelijkheidspositie verkeerde;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2015 tot en met 2 januari 2016,
te Delft en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft verdachte, onder andere,
- die [slachtoffer 2] tewerkgesteld, waarbij de werkzaamheden bestonden uit het maken van roti's en/of bara's en/of bananenchips en/of
- die [slachtoffer 2] 6 dagen per week laten werken en/of [slachtoffer 2] vele uren per dag (zonder pauzes) laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] ook 's nachts laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] vervoerd naar de werklokatie en/of
- die [slachtoffer 2] voorgespiegeld dat hij 50 euro per dag zou verdienen voor 8 uur werken en/of 100 euro voor 15 uur werken, terwijl [slachtoffer 2] in totaal voor de gewerkte periode slechts 250 euro heeft verdiend, althans (veel) minder dan was afgesproken en/of
- die [slachtoffer 2] als deze om geld vroeg ermee dreigde dat [slachtoffer 2] illegaal was en/of dat hij, verdachte, [slachtoffer 2] zou laten oppakken en/of
- die [slachtoffer 2] laten werken onder slechte en/of gevaarlijke werkomstandigheden, - [slachtoffer 2] uitgescholden en/of
- met die [slachtoffer 2] afgesproken dat hij 50 euro per dag zou verdienen en/of
- met die [slachtoffer 2] geen arbeidscontract opgemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] zwart uitbetaald en/of zo weinig laten verdienen waardoor het voor hem onmogelijk was om (bij een 40 urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimum loon,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] illegaal in Nederland verbleef en/of zich in een slechte financiële situatie bevond en/of de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend of onvoldoende bekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende, waardoor [slachtoffer 2] ten opzichte van verdachte in een afhankelijkheidspositie verkeerde;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 5 december 2016, te Delft en/of Poeldijk, gemeente Westland en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een
ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] , (sub 6°),
immers heeft verdachte, onder andere,
- die [slachtoffer 3] tewerkgesteld, waarbij de werkzaamheden bestonden uit het maken van roti's en/of bara's en/of bananenchips en/of
- die [slachtoffer 3] 6 dagen per week laten werken en/of [slachtoffer 3] vele uren per dag (zonder pauzes) laten werken en/of
- die [slachtoffer 3] ook 's nachts laten werken en/of
- die [slachtoffer 3] vervoerd naar de werklokatie en/of
- die [slachtoffer 3] voorgespiegeld dat zij 40 euro per dag zou verdienen, terwijl [slachtoffer 3] helemaal niets heeft ontvangen, althans (veel) minder dan was afgesproken en/of
- die [slachtoffer 3] als deze om geld vroeg (telkens) vertelde dat zij dat op een later moment zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 3] laten werken onder slechte en/of gevaarlijke werkomstandigheden en/of
- die [slachtoffer 3] uitgescholden en/of aangespoord om sneller te werken, en/of
- met die [slachtoffer 3] afgesproken dat zij 40 euro en/of 50 euro per dag zou verdienen en/of
- met die [slachtoffer 3] geen arbeidscontract opgemaakt en/of
- die [slachtoffer 3] zwart uitbetaald en/of zo weinig laten verdienen waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 40 urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimum loon, terwijl bovengenoemde handelingen werden verricht terwijl [slachtoffer 3] verstandelijk beperkt is.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking luidt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat de officier van justitie niet bewezen acht dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in totaal maar 250 euro hebben ontvangen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten omdat de verklaringen van de drie aangevers niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan, waarna er onvoldoende bewijs over blijft om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van uitbuiting.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank overweegt dat bij alle tenlastegelegde varianten van mensenhandel beoordeeld moet worden of sprake was van een oogmerk van uitbuiting. De rechtbank zal dan ook als eerste stilstaan bij de vraag of de omstandigheden waaronder de aangevers hebben gewerkt als uitbuiting kunnen worden gekwalificeerd. In het Chinese horeca-arrest [1] heeft de Hoge Raad bepaald dat voor beantwoording van de vraag of er sprake is van een uitbuitingssituatie onder meer moet worden gekeken naar de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die het voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat de tewerksteller daarmee heeft behaald.
De rechtbank zal hierna eerst vaststellen van welke feitelijke situatie moet worden uitgegaan bij de - daarop volgende - beoordeling van de vraag of deze situatie als een uitbuitingssituatie moet worden gekwalificeerd.
3.4.1
Vaststelling van de omstandigheden waaronder aangevers hebben gewerkt.
Delft
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat aangevers van mensenhandel die illegaal in Nederland verblijven alsnog op grond van hoofdstuk B8 van de Vreemdelingencirculaire voor de duur van de strafrechtelijke procedure rechtmatig in Nederland verblijven (B8-regeling) grond is om enige behoedzaamheid de betrachten ten aanzien van de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Daar komt bij dat zowel de verklaringen van [slachtoffer 1] als de verklaringen van [slachtoffer 2] op onderdelen inconsistenties bevatten, op onderdelen onderling van elkaar verschillen en op onderdelen door andere bewijsmiddelen lijken te worden weersproken. In dit kader verwijst de rechtbank naar de WhatsApp berichten van december 2015/januari 2016 tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die een ander beeld lijken te schetsen over de betalingen en naar de verklaring van [slachtoffer 3] die veeleer aansluit bij de verklaring van verdachte over de arbeidstijden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank deze onderdelen wel degelijk van wezenlijk belang voor de beoordeling van de vraag of sprake was van uitbuiting; het betreft immers de duur van de werkzaamheden (hoeveel uur per nacht), de omstandigheden waaronder werd gewerkt (wel of niet pauzes, wel of niet deur op slot, wel of niet beschermende kleding (schort), wel of niet vriendelijke werkgever/prettige sfeer en de vraag of en zo ja wanneer en hoeveel er daadwerkelijk was betaald.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank - mede op basis van de verklaring van verdachte - het volgende slechts wettig en overtuigend bewezen:
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] , die beiden illegaal in Nederland verbleven, hebben 2 à 3 maanden 6 nachten per week van ongeveer 22.00 tot 07.00 uur voor verdachte gewerkt in een niet-professioneel ingerichte erg warme keuken (rond de 40 graden). Ze hebben roti’s, barra’s en bananenchips gemaakt. Verdachte haalde hen met een busje op van huis en bracht hen na de werkzaamheden weer thuis. Verdachte was ’s nachts ook aanwezig en hielp (af en toe) mee en kookte een maaltijd voor hen en er waren pauzes. Hij betaalde hen € 50 per nacht. Het stond aangevers vrij om niet te komen werken en zij hebben uiteindelijk wegens onvrede over (tijdige) betaling besloten niet langer te komen.
Poeldijk
Ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat zij rechtmatig in Nederland verblijft, zodat voornoemde behoedzaamheid in verband met de B8-regeling in haar geval niet aan de orde is. Ten aanzien van de omstandigheid dat haar verschillende verklaringen op onderdelen eveneens tegenstrijdigheden bevatten overweegt de rechtbank dat dit kan samenhangen met het feit dat zij aanvankelijk niet werd verhoord in een speciale studio, hetgeen in verband met haar verstandelijke beperkingen in het eerste verhoor tot onduidelijkheden kan hebben geleid. De rechtbank constateert echter dat ook haar verklaring zoals afgelegd in de speciale studio op onderdelen wordt weerlegd door ander bewijsmateriaal, zoals de uitgewerkte tapgesprekken, waaruit blijkt dat zij - anders dan zij stellig heeft verklaard - wel degelijk geld heeft ontvangen voor haar werkzaamheden. Ook getuige [getuige 1] heeft over haar eigen situatie verklaard dat verdachte wel degelijk loon betaalde, zij het soms wat laat.
De discrepanties tussen haar verklaring en overige bewijsmiddelen enerzijds cruciale onderdelen, zoals de vraag of zij ooit betaald heeft gekregen, en anderzijds onderdelen die zodanig merkwaardig zijn dat zij de rechtbank doen twijfelen aan het vermogen van aangeefster [slachtoffer 3] om werkelijkheid en fantasie van elkaar te onderscheiden (via wie heeft ze verdachte leren kennen, hoe heeft zij haar reisje naar Duitsland betaald, hoe heet de man met wie ze samenwoonde op de Beeklaan, die op dat moment nota bene haar vriend was).
Ook in haar geval zal de rechtbank dan ook uitgaan van de situatie zoals zij het heeft verklaard, enkel voor zover deze in voldoende mate wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen, te weten:
In 2016 heeft [slachtoffer 3] , die een verstandelijke beperking heeft, aanvankelijk een aantal maanden voor verdachte gewerkt. Zij is toen een tijd niet meer gekomen en na een paar maanden heeft zij gevraagd opnieuw bij hem te mogen werken. Daarna heeft zij nog een maand voor verdachte gewerkt, voordat de politie op 5 december 2016 de werkzaamheden heeft stilgelegd. Ze werkte voor verdachte in een niet-professioneel ingerichte keuken, waarvan de vloer glad was van het vet. Ook zij bakte roti’s, barra’s en bananenchips, maar dan van ongeveer 07.00 tot 16.00 uur en af en toe hielp ze ’s avonds mee met inpakken. Er waren pauzes en verdachte bracht eten mee. Verdachte haalde haar soms thuis op met de bus en bracht haar dan ook weer thuis en soms kwam ze op de fiets. Zij zou ook € 50 per dag krijgen. Uit de verklaring van [getuige 2] bij de rechter commissaris kan worden afgeleid dat verdachte haar regelmatig uitschold.
3.4.2
Kunnen deze situaties worden gekwalificeerd als uitbuiting?
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de tewerkstelling van aangevers een groot aantal regels op verschillende gebieden heeft overtreden, waaronder in ieder geval regels betreffende hygiëne, arbeidsomstandigheden, minimumloon, premieafdracht en tewerkstelling van vreemdelingen. Hoewel voor deze overtredingen forse boetes opgelegd kunnen worden betekent dit niet automatisch dat verdachte zich tevens heeft schuldig gemaakt aan uitbuiting.
Uitbuiting houdt verband met het belang van het individu op behoud van lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Dit betekent dat mensenhandel de excessen betreft in misbruik in een arbeids- of dienstrelatie. Daarbij wordt getoetst of er sprake is van mensonterende omstandigheden waarbij mensenrechten fundamenteel worden geschonden. Door deze graadmeter valt niet elk misbruik in een arbeids- of dienstrelatie onder het bereik van mensenhandel. Gedwongen arbeid of diensten, slavernij of met slavernij te vergelijken praktijken vallen onder mensenhandel wanneer iemand werkt onder significant slechtere omstandigheden of tegen een fors lager loon dan dat van mondige werknemers, terwijl de keuzevrijheid ontbreekt om te stoppen. Dat het wetsartikel niet bedoeld is voor elk misbruik van een arbeids- of dienstrelatie blijkt ook wel uit de plaatsing van het wetsartikel, namelijk in Titel XVII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, vóór het artikel over slavenhandel (artikel 274 Sr) en blijkt ook uit de strafmaat bestaande uit een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
De rechtbank zal aan de hand van de in het Chinese horeca-arrest geformuleerde factoren beoordelen of aangevers hebben gewerkt in een situatie waarin moet worden geconcludeerd dat sprake was van mensonterende omstandigheden waarbij mensenrechten fundamenteel werden geschonden.
Als de rechtbank de situatie van aangevers tegen dit licht beschouwt, dan constateert zij dat de omstandigheden waaronder werd gewerkt weliswaar zwaar waren, vooral in Delft, maar dat de duur zoals die kon worden vastgesteld niet extreem lang was (gemiddeld 9 uren inclusief (eet)pauzes). Verdachte regelde het vervoer van en naar de woning van aangevers en elke dag konden zij opnieuw zelf beslissen of zij wel of niet wilden komen werken. Hoewel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelet op hun illegale status beperkt waren in hun keuzevrijheid, hebben zij uiteindelijk zelf besloten niet meer te komen en zijn op zoek gegaan naar een nieuwe werkgever, zoals zij dat ook al eerder hadden gedaan. Ook [slachtoffer 3] heeft tussentijds op eigen initiatief een pauze van een paar maanden genomen, waarna zij zelf vroeg om terug te mogen komen. In zoverre waren er dan ook geen beperkingen die de werkzaamheden meebrachten. En hoewel verdachte ontegenzeggelijk economisch voordeel heeft genoten door aangevers zwart uit te keren onder het minimumloon is het door aangevers ontvangen uurloon (ongeveer € 6,25) niet zodanig laag in verhouding tot het minimum netto loon dat dit doorslaggevend gewicht in de schaal legt. Vergeleken met bijvoorbeeld het salaris bij het Chinese horeca-arrest ligt het salaris van aangevers ongeveer drie maal zo hoog.
Dit alles afwegende kan naar het oordeel van de rechtbank de situatie in Delft noch in Poeldijk als uitbuiting worden gekwalificeerd. Nu geen sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting, zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

4.1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering
tot schadevergoeding, groot € 10.237,32, bestaande uit € 8.487,32 aan materiële schade en
€ 1.750,00 aan immateriële schade.
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair, in het geval verdachte niet zou worden vrijgesproken, heeft de raadsvrouw zich (in aanvulling op haar schriftelijke pleidooi) gerefereerd ten aanzien van de gevorderde materiele schade. Zij heeft zich daarbij tevens op het standpunt gesteld dat – indien de rechtbank zou oordelen dat het toewijzen van de materiele schade in strijd zou zijn met de goede zeden en openbare orde gelet op de bepalingen van de Wet arbeid vreemdelingen – dan afwijzing van dat deel van de vordering zou moeten volgen. Indien geen afwijzing volgt, heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering van de materiele schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu deze onvoldoende is onderbouwd
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
4.2
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.658,50, bestaande uit € 3.858,50 aan materiële schade en
€ 1.800,00 aan immateriële schade.
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij vrijspraak heeft bepleit, subsidiair heeft zij om afwijzing verzocht indien de rechtbank zou oordelen dat toewijzing in strijd zou zijn met de goede zeden en openbare orde. Meer-subsidiair heeft zij verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

5.De inbeslaggenomen goederen

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht) onder 1 t/m 6 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 genummerde voorwerpen, te weten:
Samsung telefoon zwart
Lenovo computer met oplader zwart
Tas met administratie zwart
Diverse schriftelijke bescheiden
Diverse schriftelijke bescheiden
Notitieboek met aantekeningen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter,
mr. M.J.C. Dijkstra, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2018.
De griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Bijlage:
1. beslaglijst