Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 30 mei 2018, met producties;
- het verweerschrift, ingekomen op 13 augustus 2018, met producties.
- [verzoekster] in persoon, vergezeld van haar echtgenoot (de heer [X] ) en een tolk (mevrouw [tolk] ) en bijgestaan door mr. Arslan voornoemd;
- namens Centramed: mevrouw drs. [A] (anesthesioloog), mevrouw drs. [B] (anesthesioloog en voorzitter van de Vakgroep Anesthesie en Pijnbestrijding van het [het Ziekenhuis] ) en de heer mr. [C] (secretaris van de Raad van Bestuur van het [het Ziekenhuis] ), bijgestaan door mr. Nunes voornoemd (vergezeld van zijn kantoorgenote mr. C.I.M. de Haan). Daarnaast was een drietal toehoorders aanwezig, te weten: de heer [toehoorder 1] (anesthesioloog bij het [het Ziekenhuis] ), mevrouw [toehoorder 2] (klachtenfunctionaris bij het [het Ziekenhuis] ) en de heer [toehoorder 3] (student-stagiair).
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beroep op niet-ontvankelijkheid
Vooralsnogblijkt uit de medische documentatie niet, dat het anesthesiologisch handelen past binnen de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot onder vergelijkbare omstandigheden.” (cursivering aangebracht door de rechtbank). Van een definitief oordeel is dus geen sprake. Tot slot geldt nog dat de medisch adviseur haar oordeel dat de ruggenprik onvoldoende heeft gewerkt baseert op het enkele feit dat op de verkoeverkamer, aansluitend op de keizersnede, intraveneuze pijnstilling is toegediend. Volgens Centramed volgt hieruit echter niet zonder meer dat de aanvankelijke spinale anesthesie onvoldoende is geweest. Zij heeft in dit verband gemotiveerd betoogd dat een snel “stijgende” verdoving (waarvan in dit geval kennelijk sprake was) ook snel in remissie kan gaan, terwijl bovendien gekozen kan worden voor aanvullende pijnstilling om zo een voldoende “spiegel” op te bouwen.