ECLI:NL:RBDHA:2018:12497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrisch pleegkind
Op 18 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 18/4387, waarin een Syrisch pleegkind in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was ingediend door de oom van eiser, die stelde dat eiser in Syrië geen familie meer had die voor hem kon zorgen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn ouders overleden of onvindbaar waren en dat er geen andere familieleden in Syrië waren die voor hem konden zorgen. Tijdens de zitting op 3 oktober 2018 zijn zowel eiser als verweerder niet verschenen.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris beoordelingsruimte heeft bij de vraag of buitenlandse pleegkinderen in het land van herkomst een aanvaardbare toekomst hebben. Eiser had een overlijdensakte van zijn moeder overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat deze akte op de juiste wijze was gelegaliseerd. Ook had eiser geen bewijs geleverd van de verdwijning van zijn vader. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Syrië geen aanvaardbare toekomst had en dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel vermeld tegen deze uitspraak, waarbij binnen vier weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.