Op 12 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een asielzoeker, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was genomen op 9 januari 2018, op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de verzoeker reeds bescherming genoot in Griekenland.
De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om met spoed een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen totdat op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoeker bij continuering van de opvang zwaarder wogen dan de belangen van de staatssecretaris bij het beëindigen van de opvang. De voorzieningenrechter besloot daarom om het verzoek toe te wijzen en verbood de staatssecretaris om verzoeker uit de opvang te verwijderen totdat de rechtbank uitspraak had gedaan op het beroep.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op € 501,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 januari 2018, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.