ECLI:NL:RBDHA:2018:12465
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Plaatsing in penitentiair programma en toekenning verlofaanvragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een gedetineerde, vorderde om per direct geplaatst te worden in een penitentiair programma en om twee afgewezen verlofaanvragen toe te kennen. Eiser was op 8 mei 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden wegens het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van cocaïne en was sinds 13 juli 2018 gedetineerd in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI). Eiser had een werkervaringsplaats bij een bedrijf, maar tijdens een controle bleek hij niet aanwezig te zijn, wat leidde tot een ordemaatregel en de afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan het penitentiair programma. De selectiefunctionaris had deze afwijzing gemotiveerd op basis van het niet nakomen van afspraken door eiser.
Eiser stelde dat hij in aanmerking kwam voor het penitentiair programma en dat de afwijzing van zijn verlofaanvragen onterecht was. De Staat voerde verweer en stelde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen, maar de rechtbank oordeelde dat eiser ontvankelijk was. Na een marginale toetsing van de beslissing van de selectiefunctionaris concludeerde de rechtbank dat deze beslissing niet onredelijk was en wees de primaire vordering van eiser af. Ook de subsidiaire vordering tot toekenning van de verlofaanvragen werd afgewezen, omdat de redenen voor afwijzing door de Staat voldoende waren onderbouwd. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding.