ECLI:NL:RBDHA:2018:12444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/552999 / FA RK 18-3447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om partneralimentatie na echtscheiding met focus op draagkracht van de man

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om partneralimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Verbraaken, heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 1.150,-, met terugwerkende kracht vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift. De man, vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Verhaard, heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij onvoldoende draagkracht heeft om aan dit verzoek te voldoen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en verweerschrift, en heeft de zaak op 14 september 2018 behandeld tijdens een zitting waar beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van [datum] tot [datum] gehuwd zijn geweest en dat er bij een eerdere beschikking geen partneralimentatie is vastgesteld. De man staat onder beschermingsbewind en verblijft in een woonzorgcentrum. De vrouw heeft geen inkomen en is afhankelijk van een uitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat zijn bruto jaarinkomen € 45.813,- bedraagt, wat resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 2.652,- per maand. Na het in aanmerking nemen van zijn maandelijkse lasten, waaronder een bijdrage aan zijn eerste echtgenote, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de man geen ruimte heeft om partneralimentatie te betalen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie afgewezen, omdat de huidige draagkracht van de man geen ruimte laat voor een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw. De beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, in tegenwoordigheid van mr. J. Hortensius als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-3447
Zaaknummer: C/09/552999
Datum beschikking: 12 oktober 2018

Alimentatie

Beschikking op het op 9 mei 2018 ingekomen verzoek van:

[verzoekster]

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P. Verbraaken te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
in rechte vertegenwoordigd door
[naam BV] B.V.,bewindvoerder,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. M.W.A. Verhaard te Vlissingen.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier van 3 september 2019 met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 5 september 2019 met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 14 september 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat
.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man luidt met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift de partneralimentatie op € 1.150,- per maand te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

­ Partijen zijn gehuwd geweest van [datum] tot [datum] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] is de echtscheiding tussen
partijen uitgesproken. Hierbij is geen partneralimentatie vastgesteld.
­ De man staat onder beschermingsbewind en woont in een woonzorgcentrum.
­ De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Marokkaanse en
Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Formele vereistenIngevolge artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Uit het e-mailbericht van 22 juni 2018 blijkt dat de beschermingsbewindvoerder van [naam BV] B.V. de advocaat van de man gemachtigd heeft om namens hem deze procedure te voeren.
Partneralimentatie
De vrouw heeft gesteld dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud. Zij heeft geen inkomen en is aangewezen op een uitkering op grond van de Participatiewet.
Ter zitting is door de man nog aangevoerd dat uit de verkoop van een woning de man aan de vrouw € 60.000,- zou hebben betaald en dat de vrouw dit bedrag overgemaakt heeft naar Marokko. De vrouw heeft dit gemotiveerd weersproken. Nu de man zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd gaat de rechtbank hieraan voorbij zodat zij ervan uitgaat dat de vrouw geen vermogen heeft.
De vrouw heeft gesteld dat haar huwelijksgerelateerde behoefte op grond van een behoeftelijst € 1.579,- bruto per maand bedraagt en op basis van de hofnorm € 2.720,- bruto per maand. De man heeft de stellingen van de vrouw betwist. De man vindt dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld ten aanzien van de behoefte en daarnaast heeft hij onvoldoende draagkracht om een bijdrage te voldoen.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst de draagkracht van de man bespreken. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat de draagkracht van de man de beperkende factor in deze zaak is. Gelet op hetgeen hierna is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van de behoefte en behoeftigheid van de vrouw.
Draagkracht
De man verblijft in een woonzorgcentrum en krijgt daar 24-uurszorg. Hij ontvangt een uitkering bij functioneel leeftijdsontslag van pensioenfonds ABP. Uit de door de man overgelegde betaalspecificatie januari 2018 volgt dat het bruto jaarinkomen van de man € 45.813,- bedraagt. Van de kant van de vrouw is nog aangevoerd dat ook rekening gehouden moet worden met de eenmalige betaling in de maand januari 2018, maar de rechtbank gaat daaraan voorbij nu blijkt dat sprake was van een nabetaling in verband met indexatie. De rechtbank zal bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van voornoemd bedrag.
De rechtbank houdt voorts rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 2.652,- per maand.
De rechtbank neemt de volgende niet – dan wel onvoldoende – betwiste maandelijkse lasten in aanmerking:
­ ten behoeve van zijn opname een bedrag á € 1.329,- aan het CAK;
­ premie ziektekosten á € 162,-;
­ verplicht eigen risico van € 32,-;
­ waskosten á € 52,-;
­ kosten beschermingsbewindvoerder á € 98,-;
­ door de man aan zijn eerste echtgenote te betalen alimentatie á € 520,-.
De rechtbank corrigeert het opgevoerde bedrag van de nominale premie ZVW met het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel van € 35,00 per maand.
Voor de man geldt een draagkrachtpercentage van 60%.
Tussen partijen is nog in geschil de hoogte van de in ogenschouw te nemen bijstandsnorm nu de man zijn woonlasten en voedingslasten (deels) zijn meegenomen in de eigen bijdrage aan het CAK. De man stelt deze gecorrigeerde bijstandsnorm op een bedrag van € 600,-
(€ 997,- -/- voedings- en woonlastencomponent van € 400,-) terwijl de vrouw meent dat uitgegaan moet worden van een vrij te laten bedrag van € 99,- per week, of wel afgerond € 400,- per maand zodat de gecorrigeerde bijstandsnorm vastgesteld moet worden op afgerond € 400,- per maand.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de huidige draagkracht van de man geen ruimte laat voor het vaststellen van een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw ook als uitgegaan wordt van de door de vrouw voorgestane gecorrigeerde bijstandsnorm. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink in tegenwoordigheid van mr. J. Hortensius als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2018.