ECLI:NL:RBDHA:2018:12417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
18/890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na vrijspraak en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van verzoeker, die eerder op 14 december 2017 was vrijgesproken van de verdenking van het invoeren en verkopen van valse merken. Verzoeker heeft een verzoek ingediend op 13 maart 2018, met een aanvulling op 3 oktober 2018, waarin hij schadevergoeding vraagt voor de gevolgen van zijn voorlopige hechtenis van 5 januari 2015 tot 7 januari 2015. Hij vraagt in totaal € 69.757,80, bestaande uit schadevergoeding voor inverzekeringstelling, inbeslagname van telefoons, schade aan zijn domeinnaam en inkomstenderving door het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker slechts € 210,- kan worden toegewezen voor de dagen in verzekering doorgebracht, en dat de overige schadeposten niet ontvankelijk zijn of niet in verband staan met de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker beoordeeld aan de hand van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een gewezen verdachte recht heeft op schadevergoeding indien zijn strafzaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 210,- voor de twee dagen in verzekering, maar heeft de verzoeken voor schade door inbeslagname van telefoons, schade aan de domeinnaam en inkomstenderving afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen rechtstreeks verband is tussen deze schade en de voorlopige hechtenis, en dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De beslissing is genomen door rechter N.F.H. van Eijk, in aanwezigheid van griffier M. van Haalem, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/837289-15
Kenmerk RK: 18/890
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. J.H.M. Handring, [adres] .

Inleiding

Tegen verzoeker is de verdenking gerezen dat verdachte valse merken heeft ingevoerd/ verkocht/in voorraad heeft gehad (art 337, lid 1 sub a Sr).
Verzoeker is op 14 december 2017 vrijgesproken door de politierechter van deze rechtbank.
Op 13 maart 2018 ontving de rechtbank een verzoekschrift van verzoeker. Op 3 oktober 2018 ontving de rechtbank een aanvulling op het verzoekschrift.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit verzoek op 3 juli en 9 oktober 2018 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
Verzoeker, bijgestaan door mr. J.H.M. Handring, is in raadkamer gehoord.

Het verzoek

Het verzoek strekt zich tot vergoeding van de schade welke verzoeker als gevolg van ondergane inverzekeringstelling heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 315,-. Daarnaast wordt verzocht om €12.215,- voor schade die hij heeft geleden als gevolg van de inbeslagname van de telefoons bij de voorlopige hechtenis. Grotendeels van deze telefoons heeft verzoeker niet teruggekregen en de telefoons die hij wel heeft ontvangen waren aanzienlijk in waarde gedaald.
Verder wordt verzocht om € 30.000,- voor schade geleden aan de domeinnaam. Omdat verzoeker door zijn voorlopige hechtenis niet in staat was te leveren aan zijn klanten en ook niet bereikbaar was voor zijn klanten, waardoor slechte recensies zijn geplaatst en de samenwerking met [naam] is stopgezet, zou de waarde van de domeinnaam met 80% – 95% zijn gedaald. In december 2014 was de domeinnaam nog € 30.000,- waard.
Ten slotte wordt verzocht om € 27.532,80 voor schade als gevolg van het moeten beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van de tegenvallende inkomsten van de webshop.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat er € 210,- kan worden toegewezen voor de dagen die in verzekering zijn doorgebracht. Verzoeker heeft in verzekering gezeten van 5 januari 2015 t/m 7 januari 2015 wat neerkomt op twee dagen.
Ten aanzien van de schade als gevolg van de inbeslaggenomen telefoons heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze schade niet voortkomt uit de voorlopige hechtenis en er een andere procedure is om deze schade te verhalen.
Ten aanzien van de schade aan de domeinnaam en de inkomstenderving heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze posten moeten worden afgewezen, omdat deze schade geen rechtstreeks verband heeft met de voorlopige hechtenis.

Het oordeel van de rechtbank

Op grond van artikel 89, eerste lid, Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel, een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Het toekennen van een schadevergoeding vindt ingevolge artikel 90, eerste lid, Sv slechts plaats indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van schade als gevolg van voorlopige hechtenis
Verzoeker is in deze zaak op 5 januari 2015 in verzekering gesteld en op 7 januari 2015 in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft op grond daarvan 2 dagen zijn vrijheid moeten missen. In de oriëntatiepunten is immers vastgesteld dat de laatste dag van de voorlopige hechtenis niet wordt meegeteld. De rechtbank acht dan ook gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig om verzoeker in totaal (2 x € 105,-) € 210,- toe te kennen als vergoeding voor de tijd in verzekering doorgebracht.
Ten aanzien van schade geleden door inbeslaggenomen telefoons
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker ten aanzien van de schade geleden door de inbeslaggenomen telefoons niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze schade niet in deze procedure kan worden gevorderd. De telefoons zijn immers in beslag genomen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek en niet vanwege de voorlopige hechtenis. Dit is dan ook geen schade die rechtstreeks voortkomt uit de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van schade aan domeinnaam
Verzoeker heeft gesteld dat de domeinnaam ‘ [naam] ’ zijn eigendom is en dat hij door de voorlopige hechtenis schade heeft geleden, omdat de domeinnaam als gevolg van slechte recensies en het opzeggen van de samenwerking met [naam] in waarde is gedaald.
De rechtbank constateert dat de stelling dat de domeinnaam ‘ [naam] ’ in eigendom toebehoort aan verzoeker, niet nader is onderbouwd met stukken. Dit terwijl een nadere onderbouwing wel noodzakelijk wordt acht, gelet op de contra-indicatie van de overgelegde arbeidsovereenkomst tussen verzoeker enerzijds en [naam] (hierna: [naam] ) anderzijds. In die arbeidsovereenkomst is verzoeker als werknemer in de functie van Sales manager bij [naam] in dienst getreden. De functie had tot doel het opzetten en realiseren van een webwinkel onder de handelsnaam ‘ [naam] ’ met voldoende economische levensvatbaarheid. Uit die arbeidsovereenkomst blijkt verder niets over de eigendom van de domeinnaam of dat het salaris van verzoeker (mede) afhankelijk is gesteld van de resultaten van de exploitatie van de webshop of de waardestijging van de domeinnaam.
Hieruit concludeert de rechtbank dat, als er al schade is geleden, niet vastgesteld kan worden dat die schade door verzoeker wordt gedragen.
Daarnaast acht de rechtbank de gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Wat de schade betreft wordt slechts verwezen naar een e-mailbericht uit september 2018 waarin iemand stelt een potentiele koper te zijn geweest van de domeinnaam in de periode van december 2014. De waarde die de potentiele koper aan de domeinnaam gaf, te weten € 30.000,-, wordt verder op geen enkele wijze onderbouwd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek ten aanzien van deze schade moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de inkomstenderving
De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat enkel de twee dagen voorlopige hechtenis hebben geleid tot het einde van de webshop en (dus) tot het moeten beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Nog daargelaten dat de webshop thans nog steeds actief is en kennelijk geëxploiteerd wordt door [naam] , bestaat er geen rechtstreeks verband tussen deze schade en de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal het verzoek op dit punt dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van de schade geleden door de inbeslaggenomen telefoons;
- kent aan verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 210,- (zegge: tweehonderdtien euro) en bepaalt dat dit bedrag dient te worden voldaan op rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam] onder vermelding van dossiernummer [nummer] ;
- wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. N.F.H. van Eijk, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Haalem, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2018.