ECLI:NL:RBDHA:2018:12415
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van valse huwelijksakte
Op 24 mei 2015 heeft de referent, [naam 2], een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiseres, met als doel gezinshereniging in het kader van nareis. Deze aanvraag werd op 24 maart 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 9 januari 2018 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 4 oktober 2018 was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van de referent om afgifte van een mvv aan eiseres was afgewezen omdat de gestelde huwelijksband niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank baseerde haar oordeel op een deskundigenadvies van Bureau Documenten, dat stelde dat de overgelegde huwelijksakte vals was. Eiseres had geen contra-expertise overgelegd om dit advies te weerleggen, waardoor de rechtbank geen reden zag om aan de juistheid van het advies te twijfelen.
Daarnaast werd opgemerkt dat een handgeschreven verklaring over het huwelijk, opgesteld door een derde, niet op echtheid te onderzoeken was en derhalve geen substantiële bewijswaarde had. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de verweerder om een eventuele niet-huwelijkse relatie tussen eiseres en de referent te onderzoeken, aangezien eiseres haar huwelijk niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden en dat de uitspraak openbaar werd uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.B. Koens.