ECLI:NL:RBDHA:2018:12415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
AWB 18 / 692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van valse huwelijksakte

Op 24 mei 2015 heeft de referent, [naam 2], een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiseres, met als doel gezinshereniging in het kader van nareis. Deze aanvraag werd op 24 maart 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 9 januari 2018 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 4 oktober 2018 was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van de referent om afgifte van een mvv aan eiseres was afgewezen omdat de gestelde huwelijksband niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank baseerde haar oordeel op een deskundigenadvies van Bureau Documenten, dat stelde dat de overgelegde huwelijksakte vals was. Eiseres had geen contra-expertise overgelegd om dit advies te weerleggen, waardoor de rechtbank geen reden zag om aan de juistheid van het advies te twijfelen.

Daarnaast werd opgemerkt dat een handgeschreven verklaring over het huwelijk, opgesteld door een derde, niet op echtheid te onderzoeken was en derhalve geen substantiële bewijswaarde had. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de verweerder om een eventuele niet-huwelijkse relatie tussen eiseres en de referent te onderzoeken, aangezien eiseres haar huwelijk niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden en dat de uitspraak openbaar werd uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.B. Koens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/692
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer op 4 oktober 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 24 mei 2015 is door [naam 2] (referent) ten behoeve van eiseres een aanvraag ingediend tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘gezinshereniging’ in het kader van nareis. Bij besluit van 24 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 9 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag van referent om afgifte van een mvv nareis aan eiseres, diens gestelde partner, afgewezen, omdat de gestelde huwelijksband niet aannemelijk is gemaakt.
2. De rechtbank stelt vast dat aan het bestreden besluit een deskundigenadvies van Bureau Documenten van 27 juli 2016 ten grondslag ligt, dat inhoudt dat de door referent overgelegde huwelijksakte vals is. De rechtbank stelt vast dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de inhoud, volledigheid of wijze van totstandkoming van dit advies. Het advies is voldoende inzichtelijk gemotiveerd met de bevindingen ten aanzien van de opmaak en afwijkende verschijningsvorm van het onderzochte document. De kanttekeningen van eiseres dat het haar niet duidelijk is op grond waarvan Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen, komen - zoals verweerder terecht zegt - neer op een verzoek om de precieze werkwijze van Bureau Documenten te onthullen. Volgens vaste rechtspraak is er geen aanleiding om dit van verweerder te verlangen, nu dat ertoe kan leiden dat toekomstige onderzoeken worden bemoeilijkt. Het is aan eiseres om in dit verband tegenbewijs te leveren in de vorm van een contra-expertise. Nu deze ontbreekt, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder het deskundigenadvies niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
3. De handgeschreven verklaring over het huwelijk van referent en eiseres, welke zou zijn opgesteld door een derde, behorende tot de kerk waar het huwelijk zou hebben plaatsgehad, is volgens Bureau Documenten niet op echtheid te onderzoeken. Dat die verklaring als zodanig de stelling van eiseres ondersteunt dat zij met referent is gehuwd, neemt niet weg dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat aan de verklaring geen substantiële bewijswaarde toekomt. Dit geldt evenzeer voor de overgelegde kwitantie als bewijs van de door referent aan eiseres overgemaakte geldbedragen.
4. Nu eiseres stelt te zijn gehuwd met referent en zij dat huwelijk niet aannemelijk heeft weten te maken, is er voor verweerder geen aanleiding om een eventuele niet-huwelijkse relatie tussen beiden te onderzoeken. Hetgeen in dat verband in beroep naar voren is gebracht behoeft dan ook geen bespreking.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze beslissing in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 4 oktober 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.