ECLI:NL:RBDHA:2018:12412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
C/09/560618 / JE RK 18-2103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling in het kader van internationale kinderontvoering

Op 12 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats], Frankrijk. Deze uitspraak volgde op een mondeling verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 28 september 2018 was ingediend. De Raad maakte zich zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de hechtingsrelatie met haar moeder, vooral in het licht van een mogelijke terugkeer naar Frankrijk. De ouders van de minderjarige hebben een turbulente relatie gekend, met huiselijk geweld en een ernstig verstoorde communicatie. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig een stabiele en veilige situatie voor de minderjarige te creëren. Daarom werd besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van maximaal drie maanden, met als doel de veiligheid en continuïteit van haar ontwikkeling te waarborgen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering betrokken bij de uitvoering van deze maatregel. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot een nader te bepalen zitting voor 12 januari 2019.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Zaaksgegevens: C/09/560618 / JE RK 18-2103
Datum uitspraak: 12 oktober 2018

Voorlopige ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het mondelinge verzoek van 28 september 2018, schriftelijk bevestigd op 1 oktober 2018 van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] Frankrijk,
hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] Frankrijk,
advocaat: mr. Y.M. Schrevelius te Rotterdam.

[de vrouw] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout.

Het procesverloop

Op 28 september 2018 heeft ter zitting met gesloten deuren van de meervoudige kamer van deze rechtbank de behandeling plaatsgevonden van het verzoek van de vader tot teruggeleiding van [minderjarige] naar Frankrijk (C/09/556953, FA RK 18-5277). Op dit verzoek wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, zoals die zijn ingediend in de teruggeleidingsprocedure.
Ter zitting zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, mevrouw F.S. Bernstein;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • mw. [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Verzoek en verweer

De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] naar Frankrijk is namens de Raad aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige] en de (continuering van de) hechtingsrelatie van [minderjarige] met haar moeder bij een eventuele terugkeer naar Frankrijk. [minderjarige] is een zeer jong kind dat op dit moment afhankelijk is van haar moeder als primaire opvoeder en haar moeder is op dit moment haar enige hechtingsfiguur. Tevens zijn er zorgen over het ontbreken van de hechting tussen [minderjarige] en haar vader. Deze moet begeleid opgebouwd gaan worden. De Raad betwijfelt echter of de ouders er zelfstandig uit zullen komen, nu er geen communicatie tussen de ouders is. Volgens de Raad dient een jeugdbeschermer ervoor te zorgen dat de ouders, wat de beslissing van de rechtbank in de teruggeleidingsprocedure ook wordt, met elkaar gaan communiceren in het belang van [minderjarige] Tevens dient een beschermingsmaatregel tot waarborging van de veiligheid van [minderjarige] bij een eventuele terugkeer naar Frankrijk.
De vader en de moeder hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen de toewijzing daarvan verzet.
De bijzondere curator sluit zich aan bij de zorgen die de Raad naar voren heeft gebracht.

Beoordeling

De rechtbank acht zich, gelet op de spoedeisendheid van het verzoek, bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling (artikel 20 van Verordening EG nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Verordening Brussen IIbis)). Nu [minderjarige] feitelijk in Nederland verblijft, is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
De rechtbank is uit de overgelegde stukken en hetgeen er tijdens de zitting is besproken gebleken dat de ouders een turbulente relatie hebben gehad, waarbij ook sprake is geweest van huiselijk geweld. De verstandhouding tussen de ouders is, sinds het verbreken van hun relatie begin augustus 2017 en het daaropvolgende vertrek van de moeder naar Nederland, ernstig verstoord. Zowel in Nederland als in Frankrijk lopen verschillende gerechtelijke procedures, omdat de moeder [minderjarige] (zonder toestemming van de vader) heeft meegenomen naar Nederland. Hierdoor verkeert [minderjarige] in een situatie van onzekerheid over waar zij uiteindelijk zal wonen en opgroeien. De ouders communiceren momenteel nagenoeg niet met elkaar en er is sprake van veel wantrouwen waarbij zij elkaar over en weer diskwalificeren (als ouders). [minderjarige] , die nu al meer dan een jaar in Nederland verblijft, heeft gedurende deze periode – tot voor kort – geen enkel contact gehad met haar vader. De rechtbank acht het – los van de uitkomst van de verschillende gerechtelijke procedures – noodzakelijk dat continuïteit en veiligheid in de contacten van [minderjarige] met haar beide ouders wordt gewaarborgd. Dit is, zoals de Raad aangeeft en de bijzondere curator onderschrijft, van belang voor de (continuïteit van de) hechtingsrelatie van [minderjarige] met haar moeder en haar vader. De rechtbank heeft zorgen over de gevolgen van voornoemde gebeurtenissen voor te ontwikkeling van [minderjarige] Zij acht de ouders op dit moment niet in staat om deze situatie op eigen kracht te doorbreken en gezamenlijk, zonder hulpverlening, op een voor [minderjarige] stabiele en veilige manier contact met haar beide ouders tot stand te brengen.
Gelet op het voorgaande bestaat bij de rechtbank een ernstig vermoeden dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [minderjarige] op grond van artikel 1:257 juncto artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de duur van ten hoogste drie maanden voorlopig onder toezicht dient te worden gesteld, om zo een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. De gecertificeerde instelling dient met name – door het inzetten van de benodigde hulpverlening – te trachten de verhouding tussen de ouders te normaliseren en het contact van [minderjarige] met haar beide ouders te waarborgen. Hiernaast kan de gecertificeerde instelling, mocht er sprake zijn van een terugkeer van [minderjarige] naar Frankrijk, hierbij een eventueel begeleidende rol spelen en eventueel zorg dragen voor de overdracht van de hulpverlening in Nederland aan de juiste instantie in Frankrijk.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
stelt [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , Frankrijk, van 12 oktober 2018 tot 12 januari 2019 voorlopig onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting die dient plaats te vinden vóór 12 januari 2019;
verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de vervolgzitting een eventueel vervolgverzoek met een onderbouwend rapport in te dienen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
- de vader, via zijn advocaat;
- de moeder, via haar advocaat;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, K.M. Braun en J.E.M.G. van Wezel, (kinder)rechters, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2018.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.