Op 12 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats], Frankrijk. Deze uitspraak volgde op een mondeling verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 28 september 2018 was ingediend. De Raad maakte zich zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de hechtingsrelatie met haar moeder, vooral in het licht van een mogelijke terugkeer naar Frankrijk. De ouders van de minderjarige hebben een turbulente relatie gekend, met huiselijk geweld en een ernstig verstoorde communicatie. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig een stabiele en veilige situatie voor de minderjarige te creëren. Daarom werd besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van maximaal drie maanden, met als doel de veiligheid en continuïteit van haar ontwikkeling te waarborgen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering betrokken bij de uitvoering van deze maatregel. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot een nader te bepalen zitting voor 12 januari 2019.