ECLI:NL:RBDHA:2018:1240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
nl17.8216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van asielvergunning van Pakistaanse eiser op basis van onjuiste gegevens en geloofwaardigheid van asielrelaas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van de asielvergunning van een Pakistaanse eiser. De eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen, maar deze werd ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van onjuiste gegevens die de eiser had verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de oprechtheid van het asielrelaas van de eiser, vooral na het ontvangen van informatie van de Britse autoriteiten die aangaf dat de eiser eerder visa voor het VK had aangevraagd en verkregen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen en dat hij niet zijn volledige medewerking heeft verleend aan de vaststelling van zijn identiteit en reisroute door zijn paspoort niet te overleggen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de documenten die de eiser ter ondersteuning van zijn asielrelaas heeft overgelegd, niet voldoende waren om zijn geloofwaardigheid te onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de asielvergunning heeft ingetrokken en dat het beroep van de eiser ongegrond is verklaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om volledige en eerlijke informatie te verstrekken en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onder wie begrepen diens rechtsvoorganger(s), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Rennen).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 augustus 2017 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Singh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Pakistaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum]. Bij besluit van 8 januari 2016 is aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), geldig vanaf 13 maart 2015 tot 13 maart 2020.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aan eiser verleende asielvergunning ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, met terugwerkende kracht tot 13 maart 2015. Daarbij is tevens bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Aan eiser is een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. De aanleiding voor het besluit tot intrekking van eisers asielvergunning is een brief van 15 juni 2016 afkomstig van de U.K. Dublin/Third Country Unit, afdeling U.K. Visa & Immigration met de mededeling dat de vingerafdrukken van eiser in het vingerafdrukken- en centrale visumregistratiesysteem van het Verenigd Koninkrijk (VK) voorkomen. Tevens blijkt uit de brief dat eiser meerdere visa voor verblijf in het VK heeft aangevraagd en gekregen in de periode tussen 30 juli 2009 en 26 oktober 2013. Ook blijkt dat eiser daar een paspoort heeft overgelegd.
4. Volgens verweerder werpt deze informatie een ander licht op de verklaringen van eiser met betrekking tot zijn reisroute, de relevante elementen in het asielrelaas en het niet kunnen overleggen van zijn paspoort ter verificatie van zijn identiteit,
reisroute en recente verblijf.
Verweerder acht het niet langer geloofwaardig dat eiser tussen 1 oktober 2012 en 10 mei 2013 als bijbelleraar heeft gewerkt in Francisabad, Pakistan, en als direct gevolg van laatstgenoemde werkzaamheden problemen heeft gehad met moslim-collega’s. Immers, op het moment dat eiser stelt onderwerp te zijn geweest van de gestelde problemen, verbleef hij feitelijk voor studie in het VK. Hierdoor komen zijn verklaringen omtrent de aanleiding van zijn problemen, de aangifte die tegen hem zou zijn gedaan op 13 mei 2013 en de daarop volgende gebeurtenissen die hem uiteindelijk zouden hebben genoopt om Pakistan te ontvluchten op 4 januari 2015, in een ander daglicht te staan. Hierbij is opgemerkt dat de door eiser overgelegde, indicatieve bewijzen zoals de kerkelijke verklaring, de krant, de kopie van de aangifte bij de politie op 13 mei 2013 en de aanbevelingsbrief eveneens aan waarde verliezen. Immers, niet kan worden uitgesloten dat deze documenten slechts zijn verkregen ter onderbouwing van een vals asielrelaas. Dit temeer nu over de echtheid ervan geen uitspraak kon worden gedaan, niet kon worden vastgesteld of deze door daartoe bevoegde instanties zijn afgegeven en niet kon worden vastgesteld of deze documenten inhoudelijk juist zijn, aldus verweerder.
Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat het relaas van eiser, inclusief zijn stelling dat hij christen is, niet langer geloofwaardig is.
5. Eiser erkent dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt, dan wel gegevens heeft achtergehouden bij het indienen van zijn asielaanvraag. Eiser handhaaft echter zijn asielrelaas met dien verstande dat zijn problemen zich hebben afgespeeld in 2009 en niet in 2013. Ter onderbouwing van zijn huidige relaas heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
- een document van de Church of Pakistan met betrekking tot het christelijk huwelijk van eiser op 12 januari 2014;
- een geboorteakte van eiser waarop staat vermeld dat hij christen is;
- een Marriage Registration Certificate, ondertekend door Rev Hafeez Masih Gill;
- een Birth Certificate van 6 september 2017, van de St. Francis Xavier Parish…..;
- een brief van 24 augustus 2017, van de Kerkenraad van de PKN Gereformeerde Kerk Renswoude-Ederveen, ondertekend door de voorzitter M.J. van Garderen-Held;
- een handgeschreven brief van 25 augustus 2017, ondertekend door de familie A. Barink te Renswoude;
- een brief van 1 september 2017, ondertekend door Theresa van der Veen-Smit, docent Inburgering bij VluchtelingenWerk Veenendaal;
- een brief 4 september 2017 ondertekend door Giliam Thijssen, maatschappelijk begeleider bij VluchtelingenWerk Veenendaal;
- een brief van 26 augustus 2017 ondertekend door Ineke Dreschler-van den Brink, de taalcoach van eiser;
- een e-mailbericht van 3 november 2017 van Maarten Hameete, predikant van de gereformeerde kerk Renswoude-Ederveen;
- een Engelstalig e-mailbericht van 13 november 2017 van principal Zeeta van Saint Anthony’s School Francisabad Gujranwala;
- een Engelstalige verklaring van 22 oktober 20.., ‘To whom it may concern’ van Saint Anthony’s School, ondertekend door principal Zeeta Gulzar, vergezeld van een kopie van een onvertaald identiteitsbewijs;
- een Engelstalig document van 1 februari 2010 met als opschrift ‘Office of the Executive Di (s)trict Officer (Edu) Gujranwala en ondertekend door de Executive District Officer (EDU) Gujranwala, subject: registration of privately managed educational institutions;
- een getypt document, gedateerd 29 september 2006, met als opschrift ‘Office of The Executive District Officer (edu) Gujranwala, ondertekend door de Executive District Officer (EDU) Gujranwala;
- een - slecht leesbare - getypte lijst met namen van scholen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de stelling van eiser dat hij eerder op advies van de reisagent heeft gehandeld als niet verschoonbaar kunnen aanmerken. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is en blijft eiser zelf verantwoordelijk voor zijn handelen en is het zijn keuze geweest om geen asielaanvraag in het VK in te dienen en zijn rechtmatig verblijf te verzwijgen. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht twijfelt aan de oprechtheid van eisers asielmotieven.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser eveneens heeft kunnen verwijten dat hij niet zijn volledige medewerking heeft verleend aan de vaststelling van zijn reisroute(s) en asielrelaas door zijn paspoort niet te overleggen. Dat het volgens eiser op de weg van verweerder ligt om het paspoort op te vragen bij de Britse autoriteiten onderschrijft de rechtbank niet. De rechtbank verwijst daartoe naar het bestreden besluit, waarin verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat eisers bewering dat zijn paspoort is ingenomen niet wordt gevolgd, nu eiser Britse studievisa heeft verkregen en zich daarenboven diende te legitimeren.
8. Verweerder heeft eiser ook terecht tegengeworpen dat hij ter ondersteuning van zijn asielrelaas stukken heeft overgelegd die betrekking hebben op 2013 en niet op 2009. De uitleg van eiser hiervoor, dat hij heeft gehandeld op advies van de reisagent die hem heeft voorzien van deze documenten en dat hij, als hij zou verklaren over zijn problemen in 2009, het risico zou lopen om te worden teruggestuurd naar het VK of Pakistan, heeft verweerder terecht niet geaccepteerd.
De in beroep overgelegde verklaring van het schoolhoofd van Saint Anthony’s School, dat eiser van 1 november 2008 tot 15 mei 2009 werkzaam is geweest als bijbelleraar en dat hij in die hoedanigheid in die periode diverse problemen heeft ondervonden, doet daaraan niet af. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft opgemerkt, heeft eiser eerder -valse- documenten van dezelfde school overgelegd waarin onder andere is verklaard dat hij van 1 oktober 2012 tot 10 mei 2013 werkzaam was als bijbelleraar. Aan deze nieuwe verklaring kan dan ook niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan toedicht.
9. Volgens eiser wordt zijn geloofsovertuiging ten onrechte niet langer geloofwaardig wordt geacht, nu diverse stukken, zoals de identiteitskaart en de huwelijksakte, eerder als echt zijn aangemerkt.
Gelet op de conclusies in twee verklaringen van onderzoek van respectievelijk de Afdeling Falsificaten en Bureau Documenten, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat alleen de identiteitskaart van eiser echt is. Op basis van de stukken, in combinatie met eisers huidige verklaringen, heeft verweerder niet ten onrechte ook eisers geloofsovertuiging in twijfel getrokken.
De vier brieven en een e-mailbericht van diverse personen die in Nederland hun betrokkenheid bij eiser hebben getoond, kunnen deze twijfel niet wegnemen.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen beroep toekomt op verweerders beleid zoals neergelegd in paragraaf C7/21 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Op grond daarvan zijn christenen in Pakistan weliswaar aangemerkt als risicogroep, maar uit paragraaf C2/3.2 van de Vc volgt dat de vreemdeling die behoort tot zo’n risicogroep, alleen in geval van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat hij te vrezen heeft voor vervolging. Eisers verklaringen zijn echter ongeloofwaardig.
11. Gezien het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de verblijfsvergunning van eiser met terugwerkende kracht ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
12. Het opgelegde inreisverbod blijft buiten bespreking nu eiser hiertegen geen afzonderlijke beroepsgronden heeft ingediend.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel