ECLI:NL:RBDHA:2018:12386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid Slovenië voor asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 12 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Slovenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2018 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en verweerder gehoord. Eiser betoogde dat Slovenië niet tijdig had gereageerd op het terugnameverzoek van Nederland, en dat er daarom geen sprake was van terugname maar van overname. De rechtbank oordeelde echter dat Slovenië, door niet tijdig te reageren, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser had aanvaard. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat Slovenië verantwoordelijk was, omdat eiser eerder een asielaanvraag in Slovenië had ingediend.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die maakten dat de overdracht van eiser aan Slovenië van onevenredige hardheid getuigde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat Slovenië de asielaanvraag van eiser diende te behandelen. De uitspraak werd gedaan door rechter T.J. Sleeswijk Visser-de Boer, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.