ECLI:NL:RBDHA:2018:12377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.17012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanees die weigert voodoopriester te worden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanese eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het verzoek als kennelijk ongegrond bestempelde. De eiser, geboren in 1990, had aangevoerd dat hij als opvolger van een voodoopriester was aangewezen, maar dat hij had geweigerd deze rol op zich te nemen. Dit leidde tot bedreigingen van zijn familie, die hem onder druk zette om terug te keren en zijn rol als voodoopriester te aanvaarden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond het bevreemdend dat de eiser, ondanks de bedreigingen, niet eerder Nederland had verlaten en dat hij geen bescherming had ingeroepen bij de politie. De rechtbank concludeerde dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet de bescherming van de Ghanese autoriteiten kon inroepen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17012

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 17 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.17013, plaatsgevonden op 2 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is E. Tackey als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Ghanese nationaliteit. Hij heeft op 5 september 2018 de onderhavige aanvraag ingediend. Aangezien eiser aan de grens te kennen heeft gegeven een asielaanvraag in te willen dienen, is het besluit tot weigering van de toegang tot Nederland uitgesteld en is aan hem de maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij na het overlijden van de voodoopriester als diens opvolger is aangewezen. Eiser is van huis vertrokken en heeft geweigerd voodoopriester te worden. Als gevolg van deze weigering heeft hij problemen met zijn familie ondervonden. Zij hebben eiser veelvuldig gebeld om hem over te halen terug te komen en hebben hem telefonisch bedreigd. Op 10 april 2018 zijn familieleden met machetes, stokken en andere dingen in hun hand naar de woning van de pastoor en zijn gezin waar eiser verbleef, gekomen en hebben de pastoor bedreigd. Daarna zijn er meer dan vier keer familieleden bij de pastoor langs geweest. Eiser is ondergedoken bij kennissen en vrienden waar hij soms ook bleef slapen. De pastoor heeft eiser uiteindelijk geholpen om het land te ontvluchten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en e, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2) eiser moet voodoopriester worden;
3) de gestelde problemen nadat eiser heeft geweigerd om voodoopriester te worden.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Daarentegen heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiser voodoopriester moet worden en problemen heeft ondervonden nadat hij dit heeft geweigerd.
Ghana kan bovendien worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Ghana, er aanleiding is om aan te nemen dat Ghana ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat om, indien er zich problemen voordoen in Ghana, tegen deze problemen de bescherming van de Ghanese autoriteiten in te roepen.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij voodoopriester moet worden. Voorts heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd om welke reden het niet eerder vluchten tot de conclusie leidt dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Eiser kan voor de door hem ondervonden problemen geen bescherming bij de politie inroepen, nu dit een kwestie is die valt binnen de jurisdictie van de Houses of Chiefs. Zij zullen hem in een discussie betreffende traditioneel religieuze verplichtingen niet willen beschermen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar ‘The role of religion in the institution of chieftaincy: the case of the Akan of Ghana’, van Samuel Awuah-Nyamekye, van oktober 2009; ‘A qualitative study of Chieftaincy and Local Government in Ghana’, van Kwame Asamoah, van april 2012; ‘“Our courts, our cases and we are the judges”: chiefs as judges in the houses of chiefs in Ghana’, van Alhassan Sulemana Anamzoya, uit 2009. Verweerder heeft zich onvoldoende verdiept in de traditionele gewoonten in Ghana en zonder enige kennis hieromtrent een beslissing genomen.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
b. de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn;
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser voodoopriester moet worden. Zo heeft eiser wisselend verklaard over de wijze waarop hij als opvolger van de overleden voodoopriester is aangemerkt. Aan de ene kant heeft eiser verklaard dat tijdens een feest in december 2017 door familieleden is besloten dat hij voodoopriester moet worden, terwijl hij aan de andere kant heeft verklaard dat al eerder bekend was dat hij de beoogde opvolger was en dat dit slechts tijdens dit feest bekend is gemaakt. Eiser heeft verklaard dat sprake is geweest van een zogenaamde ‘call’ waarbij de lagere Goden aan de voormalige priester kenbaar hebben gemaakt wie de opvolger dient te zijn. Eiser heeft echter ook hieromtrent tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Eerst verklaart eiser dat de Goden aan de voormalige voodoopriester alleen kenbaar hebben gemaakt wat voor soort persoon hem moet opvolgen. Later verklaart eiser echter dat de Goden hierbij ook specifiek zijn naam hebben genoemd. Van eiser mag verwacht worden dat hij hieromtrent in zijn nader gehoor concrete en eenduidige verklaringen aflegt, nu de benoeming dan wel aanwijzing van eiser tot voodoopriester de kern van zijn asielrelaas betreft.
Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat juist eiser uitgekozen is om voodoopriester te worden, nu hij christen is en zijn familie ervan op de hoogte is dat hij bij een pastoor in huis verblijft. Bevreemdend is ook dat eiser niets heeft ondernomen om zijn familie ervan te overtuigen dat hij niet geschikt is als voodoopriester. Dat het niet mogelijk zou zijn om de functie te weigeren na uitverkozen te zijn, heeft verweerder een onvoldoende verklaring kunnen vinden. Eiser heeft immers geweigerd om voodoopriester te worden, en had daarvoor dan ook kunnen proberen om zijn familie op andere gedachten te brengen. In dit opzicht heeft verweerder het vaag kunnen vinden dat de familie van eiser hem heeft laten gaan naar Kamasi en dat hij niet meteen na het overlijden van de oude priester is geïnstalleerd. Dat zijn familie verwachtte dat hij terug zou komen, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Hiermee heeft eiser immers niet inzichtelijk gemaakt hoe het mogelijk was dat er enige tijd geen voodoopriester in functie was.
7.2.
Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft ondervonden omdat hij geweigerd heeft voodoopriester te worden. In dit verband heeft verweerder het bevreemdend kunnen vinden dat eiser niet eerder zijn land van herkomst heeft verlaten. Niet valt in te zien dat eiser het risico neemt om ’s avonds laat terug te keren naar het huis van de pastoor, terwijl zijn familieleden met machetes, stokken en andere dingen naar deze woning zijn gekomen om eiser te halen dan wel te doden en de pastoor hebben bedreigd. Bevreemdend is ook dat hij zich overdag ophield in dezelfde wijk en bij vrienden verbleef. Het had voor de hand gelegen dat eiser die stelt voor zijn leven te hebben gevreesd zich op andere plekken zou schuilhouden. Verweerder heeft eiser ook kunnen aanrekenen dat hij zelf nimmer de bescherming van de politie tegen zijn problemen heeft ingeroepen. Door het overleggen van algemene landeninformatie over de clanstructuur in de Ghanese samenleving en de belangrijke positie van het stamhoofd, heeft eiser nog niet aannemelijk gemaakt dat de politie dan wel de Houses of Chiefs geen bescherming biedt tegen de problemen die hij stelt te hebben ondervonden. Nu Ghana als veilig land van herkomst is aangemerkt, mag verweerder er in principe van uitgaan dat eiser indien er zich problemen voordoen in Ghana hiertegen de bescherming van de Ghanese autoriteiten kan inroepen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Ghana ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Uit het rapport van de US State Department on Human Rights inzake Ghana van 2017 komt immers niet naar voren dat het vragen van bescherming bij voorbaat geen kans van slagen heeft.
7.3.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de culturele en godsdienstige tradities en gebruiken in Ghana. Bij zijn zienswijze heeft eiser ter onderbouwing van de Ghanese tradities en gebruiken hoofdstuk 4 van het rapport ‘a comparitative study of prophets of African indigenious churches and Akan traditional priests’ overgelegd. De rechtbank stelt voorop dat het in de eerste plaats aan eiser is om zijn asielrelaas in het nader gehoor aannemelijk te maken en hieromtrent eenduidige, consistente en heldere verklaringen af te leggen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is eiser hierin niet geslaagd. Bovendien ondersteunt dit rapport eisers asielrelaas niet. Zoals verweerder ter zitting terecht heeft opgemerkt, volgt uit dit rapport dat de call door de opvolger zelf wordt ontvangen, dat de juistheid van deze call vervolgens wordt getoetst en dat direct na het ontvangen van de call wordt gestart met de training tot priester. Het bij de zienswijze overgelegde rapport maakt daarom niet dat verweerder eisers asielrelaas wel als geloofwaardig had moeten aanmerken.
7.4.
Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.