Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 5 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 25 juli 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
voor haarde problemen zijn begonnen. Ook stelt verweerder ten onrechte dat de echtgenoot van eiseres niet in de negatieve aandacht staat van de Kongolese autoriteiten omdat hij slecht stenenaangever was. Vanwege zijn werkzaamheden in de bouw voor [partij] wordt de echtgenoot van eiseres immers als aanhanger van [partij] beschouwd door de autoriteiten. Uit het ambtsbericht volgt ook dat veiligheidstroepen de residentie in aanbouw waar de echtgenoot van eiseres werkzaam was, probeerden binnen te vallen, zodat hieruit blijkt dat zij ook gevaar liepen. Verder heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot [naam 3] van [partij] openlijk steunde en meediscussieerde. Dat zij hieromtrent niet alles tot in detail kan vertellen, wekt geen bevreemding omdat het gelet op de culturele achtergrond in Congo niet gebruikelijk is dat mannen alle politieke details met hun echtgenotes bespreken. Tevens voert eiseres aan dat ten onrechte wordt gesteld dat zij twee keer in maart zou zijn gebeld in [plaats] . Met betrekking tot de stelling in het bestreden besluit dat niet wordt ingezien waarom de autoriteiten zoveel moeite doen om de echtgenote van een stenenaangever die werkzaam was aan de residentie van [partij] op te pakken, voert eiseres aan dat haar echtgenoot niet alleen werkzaam was aan de residentie, maar zich ook mengde in het politieke debat en [naam 3] openlijk steunde. Daarnaast kan van eiseres niet verlangd worden dat zij een verklaring geeft voor de handelwijze van de Kongolese autoriteiten. Verder blijkt uit de op eiseres gerichte aanval dat de autoriteiten wel degelijk moeite doen om haar op te pakken. Eiseres heeft aangegeven dat zij is verkracht en staat ten gevolge hiervan onder psychische- en medische behandeling. Ten onrechte stelt verweerder dat een FMO (Forensisch Medisch Onderzoek) niet voor de hand ligt.
Ik weet het niet. […]’Op de vraag wat de rol was die haar man had voor [partij] [2] , antwoordt eiseres:
‘Ik weet het niet.[…] Verder weet ik niet of hij een rol daar speelde, ik weet het niet.’Vervolgens wordt aan eiseres gevraagd wat haar man in de twee jaar dat zij getrouwd waren heeft verteld over [partij] [3] . Hierop antwoordt eiseres: ‘
Ik weet het niet, ik weet het niet, ik weet het niet. Het enige wat ik weet is dat hij bouwer was. Hij werkte daar als bouwer. Hij heeft mij niet verteld of hij andere activiteiten deed voor [partij] .[…]’Tijdens het aanvullend gehoor van 22 augustus 2017 heeft eiseres verklaard op de vraag wat haar man haar vertelde over zijn werkzaamheden in de bouw [4] : ‘
Mijn man heeft mij niet zo veel verteld over zijn werkzaamheden. Maar ik weet dat mijn man gewoon meedeed in debatten[…].’Op de vraag over hoe vaak haar man meedeed aan debatten in de wijk [5] , antwoordt eiseres:
‘Hoe kan ik dat weten. hij ging debatteren met andere mensen. Dat weet ik niet.[…]’Vervolgens wordt eiseres gevraagd wat haar man haar allemaal heeft verteld over de debatten [6] . Daarop antwoordt eiseres:
‘Niets. Ik weet alleen dat hij dat gewoon ging doen over [naam 3] .’
‘Hoeveel? Dat weet ik niet. Het enige dat ik weet is [naam 3] , zijn vrouw, mijn man en andere mensen die daar kwamen om te bidden, ik kende ze niet.’Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet blijkt dat eiseres ervan op de hoogte was dat zich uiteindelijk honderden aanhangers in de residentie van [naam 3] hadden verschanst. [10] Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij niet weet dat [naam 3] is ontsnapt.
Eerlijk, ik weet het niet hoe lang ik in [plaats] heb verbleven. Ik ben er niet lang gebleven.’Vervolgens herhaalt de ambtenaar haar vraag. Eiseres antwoordt dan ‘
Ik ben aan het kijken hoe lang het duurt. Ik ben naar [plaats] gegaan aan het einde van april of het begin van mei.’Ook heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat deze laatste verklaring niet consistent is met een latere verklaring in het nader gehoor. Op de vraag op welke data eiseres gebeld is door onbekenden [12] , heeft eiseres namelijk geantwoord: ‘
Twee keer ben ik in maart gebeld, ik was in [plaats] . De andere keer was in april, ook in [plaats] . […]’Ook heeft verweerder het bevreemdingwekkend mogen achten dat de mensen van de dreigtelefoontjes aangaven dat zij haar echtgenoot zouden oppakken, terwijl hij reeds opgepakt was. Tot slot heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres niet kan vertellen wat met haar stiefmoeder en halfzusje is gebeurd.