ECLI:NL:RBDHA:2018:12332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
09-842249-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een docent voor ontucht met een minderjarige leerlinge

Op 16 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Almere, die als docent werkzaam was op een school. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een groot deel voorwaardelijk, voor ontucht met een minderjarige leerlinge. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met de leerlinge, die op dat moment 15 jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen 21 maart 2017 en 8 april 2017, waarbij de verdachte en het slachtoffer een liefdesrelatie hadden. De verdachte had de leerlinge niet als zijn eigen pupil, maar als vertrouwenspersoon behandeld, wat de situatie bemoeilijkte. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en vond dat er sprake was van een gezagsverhouding, ondanks dat de verdachte niet de directe docent van het slachtoffer was. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uur en bepaalde dat hij zich gedurende drie jaar onder behandeling moest stellen voor zijn autismespectrumstoornis. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, werd toegewezen, en de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding van € 1.551,03, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842249-17
Datum uitspraak: 16 oktober 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na
wijzigingvan de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 maart 2017 tot en met
8 april 2017 te Alphen aan den Rijn en/of Boskoop, althans in elk geval op meerdere plaatsen in Nederland, met [slachtoffer] , [geboortedatum 2] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (meermalen):
- ( tong)zoenen met die [slachtoffer] en/of
- betasten en/of strelen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die
[slachtoffer] ;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 maart 2017 tot en met
8 april 2017 te Alphen aan den Rijn en/of Boskoop, althans in elk geval op meerdere plaatsen in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op 9 april 2001, die toen de leeftijd van
16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het (meermalen):
- ( tong)zoenen met die [slachtoffer] en/of
- betasten en/of strelen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 maart 2017 tot en met
6 juni 2017 te Alphen aan den Rijn en/of Boskoop en/of Almere en/of Dalfsen, althans in elk geval op meerdere plaatsen in Nederland, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil en/of aan een zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer] , [geboortedatum 2] 2001,
terwijl hij, verdachte, docent was op de school waar die [slachtoffer] les had,door (meermalen):
- met die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- het lichaam van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer] te brengen/duwen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

3.1
Inleiding
De verdachte, die ten tijde van de ten laste gelegde feiten docent was op de school van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn, wordt verweten ontuchtige handelingen met haar te hebben gepleegd. Op dat moment was de verdachte 27 jaar en was [slachtoffer] 15 dan wel 16 jaar.
Niet ter discussie staat dat er in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van een liefdesrelatie tussen de verdachte en [slachtoffer] . Beiden hebben verklaard dat ze verliefd op elkaar waren en dat ze onder andere meerdere malen de nacht met elkaar hebben doorgebracht.
Wel lopen de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer] uiteen over wat er op die momenten is gebeurd. Volgens [slachtoffer] hebben toen de ten laste gelegde seksuele handelingen plaatsgevonden terwijl daarvan volgens de verdachte geen sprake is geweest.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten, met alle daarin opgesomde handelingen, bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw en de verdachte hebben naar voren gebracht dat de verdachte grenzen heeft overschreden door een onprofessionele verhouding met [slachtoffer] aan te gaan. Met betrekking tot de verweten ontuchtige handelingen is er evenwel alleen sprake geweest van kussen en knuffelen met de kleding aan. Er is niet getongzoend, de verdachte heeft [slachtoffer] niet betast en gestreeld en er heeft geen vaginale penetratie plaatsgevonden.
Hieruit volgt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde. Ook dient vrijspraak te volgen van de onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde handelingen met uitzondering van het zoenen van [slachtoffer] . Ten aanzien van de vraag hoe dit dient te worden gekwalificeerd, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. De verdachte was niet de docent van [slachtoffer] , zodat niet kan worden gesteld dat zij aan zijn zorg of hulp was toevertrouwd. Evenmin was er sprake van enig overwicht van de verdachte, door leeftijd of anderszins, ten opzichte van [slachtoffer] . Het was [slachtoffer] die grotendeels bepaalde hoe de relatie verliep, aldus de raadsvrouw.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Het bewijs
Op 11 juni 2017 heeft de vader van [slachtoffer] aangifte gedaan van ontucht met zijn dochter door de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij begin april 2017 een vermoeden kreeg dat er iets aan de hand was. Op het verjaardagsfeestje van [slachtoffer] en haar [vriendin 1] was de verdachte als enige docent aanwezig. Hij gedroeg zich als een leeftijdgenoot van het aanwezige vriendengroepje en niet als een volwassene. Later die maand vernam aangever dat de ouders van een andere leerlinge een gesprek op school hadden gehad waar was afgesproken dat de verdachte een meer professionele afstand tot de leerlingen zou gaan bewaren. Op 22 mei 2017 kwam [slachtoffer] , drie kwartier later en zonder fiets, thuis. Zij was door de verdachte met de auto thuisgebracht en zou de volgende dag weer door hem worden opgehaald. [slachtoffer] verklaarde dat ze later was omdat ze had moeten nablijven voor Engels. Toen haar vader dit controleerde, bleek dit echter niet te kloppen.
Toen [slachtoffer] vader haar telefoon onderzocht, kwam hij tot de ontdekking dat zij een seksuele relatie had met de verdachte. [slachtoffer] heeft toen toegegeven dat zij sinds maart 2017 een relatie met de verdachte had. Zij was op 30 maart 2017 met de verdachte naar een Bed & Breakfast gegaan en daar was ze met hem naar bed geweest. [slachtoffer] vertelde ook dat ze één keer onveilige seks had gehad nadat ze net aan de pil was gegaan. Voorts kwam aangever er achter dat [slachtoffer] en de verdachte in de meivakantie een aantal dagen in een huisje in de buurt van Zwolle hadden doorgebracht. Ook had hij gehoord dat [slachtoffer] en de verdachte seks hadden gehad in een auto, tegen een koelkast en in de woning van de ouders van de verdachte. [2]
Voorts heeft [aangever] van [school] te Alphen aan den Rijn, op 12 juni 2017 aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte, in zijn hoedanigheid van docent, van [slachtoffer] , een leerlinge van de school. Aangeefster heeft in dit verband verklaard dat de verdachte haar had verteld dat hij en [slachtoffer] drie nachten met elkaar hadden doorgebracht; op 30 maart 2017 in Boskoop na de opvoering op school van the Passion en later nog twee nachten. Aangeefster heeft voorts verklaard dat er, voordat de relatie tussen [slachtoffer] en de verdachte bekend werd, al gesprekken met de verdachte waren gevoerd waarin was aangegeven dat hij meer afstand tot de leerlingen moest houden. [3]
Op 5 juni 2017 heeft [slachtoffer] tijdens een informatief gesprek verteld dat zij sinds
21 maart 2017 een relatie had met de verdachte. Er was die dag voor het eerst gezoend.
Op 30 maart 2017 heeft zij, na de opvoering van the Passion, in een huisje bij een boerderij met de verdachte de nacht doorgebracht en zij hebben daar toen seks gehad. In het Hemelvaartweekend waren ze in Dalfsen in een huisje op een park geweest en daar hebben ze ook seks gehad; seks met vaginale penetratie, zoenen en elkaar overal aan het lichaam aanraken. Ook was ze met de verdachte in de woning van zijn ouders in Almere geweest. In totaal heeft ze ongeveer 20 keer seks met de verdachte gehad. Het was altijd veilige seks, met een condoom, op één keer na, toen ze net één dag aan de pil was. [4]
Op 1 juli 2017 is nogmaals met [slachtoffer] gesproken. Zij heeft toen verklaard dat de relatie op
21 maart 2017 is begonnen. Op 30 maart 2017 had ze met de verdachte haar eerste seksuele ervaring waarbij vaginale seks heeft plaatsgevonden. Dit was in een door de verdachte gehuurd huisje op ongeveer een half uur rijden van school. De verdachte had condooms meegenomen omdat hij wist dat [slachtoffer] nog geen anticonceptie gebruikte. Vervolgens zijn ze in het Hemelvaartweekend voor twee nachten naar Dalfsen geweest. Daar was door de verdachte een vakantiehuisje gehuurd. Ze hebben daar een aantal keren seks gehad; ook toen heeft de verdachte condooms gebruikt. Verder was er geknuffeld, gezoend en had de verdachte haar gevingerd. [slachtoffer] is aan de pil gegaan toen ze een paar weken niet ongesteld was geweest en ze bang was dat ze zwanger zou zijn. Ze heeft toen samen met de verdachte afgesproken dat ze seks zouden hebben met dubbele bescherming. [slachtoffer] en de verdachte hebben ongeveer anderhalve maand geleden voor het laatst seks gehad in het huis van zijn ouders in Almere.
Geconfronteerd met een app-bericht [5] aan haar [vriendin 1] , heeft [slachtoffer] verklaard dat zij en de verdachte net seks hadden gehad en dat zij de verdachte zat te plagen. Hij ging door met de seks terwijl zij dat niet wilde. Hij drukte haar tegen de koelkast aan en begon haar te vingeren. Dat deed pijn en ze zei dat hij moest stoppen. Kennelijk hoorde de verdachte dat niet, want hij ging door. Toen ze voor de tweede keer harder zei dat hij moest stoppen, deed hij dit ook. [6]
Verder bevindt zich in het dossier een aantal app-gesprekken die op de telefoon van [slachtoffer] zijn aangetroffen [7] . Hieronder zijn enkele aangegeven.
Appgesprekken tussen [slachtoffer] en [vriendin 1] :
7 april 2017:
[vriendin 1] : Wat hebben jullie gedaan.
[slachtoffer] : Elkaar?
(…)
[slachtoffer] : Het was ook zijn eerste keer in een auto. (…) En mensen die langsfietsten keken raar. [8]
13 april 2017:
[vriendin 1] : En stoute [slachtoffer] .
[slachtoffer]: Ik stout?
(…)
[vriendin 1] : Niet leren voor een toets en seks hebben voor je zestiende. [9]
24 april 2017:
[slachtoffer] : [verdachte] had zoiets van drink maar veel nadat we ..u.. understand …..blijkt dus dat je na seks als vrouw moet plassen want anders kan je een blaasontsteking krijgen. [10]
30 april 2017:
[vriendin 1] : En ben je al ongesteld?????
[slachtoffer] : Nope [11]
18 mei 2017:
[slachtoffer] : en nu the moment of truth. De test zegt dat ik niet zwanger ben. [12]
Appgesprek tussen [slachtoffer] en [vriendin 2] :
19 april 2017:
[slachtoffer]: Dat ik het nou in een auto doe. Ik heb t fucking ook al 4 keer gedaan met een oudere man. [13]
Op 2 juni 2017 is [vriendin 1] als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij de hartsvriendin van [slachtoffer] is. [slachtoffer] had haar meteen op 21 maart 2017 al verteld dat zij een relatie met de verdachte had. [slachtoffer] en de verdachte hebben een paar keer bij elkaar geslapen. Over wat er dan gebeurde, heeft [slachtoffer] aan [vriendin 1] niets verteld. Wel heeft [slachtoffer] verteld dat ze een condoom gebruikten en dat zij later de pil slikte. In de meivakantie was [slachtoffer] heel gestrest omdat ze nog steeds niet ongesteld was geworden. Ze heeft toen drie zwangerschapstesten gedaan waarvan ze er twee van de verdachte had gekregen. [14]
Op 20 augustus 2017 is [getuige] gehoord. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] haar had verteld dat zij en de verdachte een relatie met elkaar hadden. [slachtoffer] vertelde niet in details over de relatie, maar wel dat ze met elkaar neukten. Dat gebeurde vooral in de auto, maar ook een keer in een huisje in het bos. De verdachte gebruikte dan een condoom. [15]
De verdachte heeft zich bij de politie ten aanzien van de feiten op zijn zwijgrecht beroepen..
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij vanaf 21 maart 2017 een relatie met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij wist dat zij toen 15 jaar oud was. De verdachte heeft verklaard dat hij op 30 maart 2017 een huisje heeft gehuurd waar hij de nacht met [slachtoffer] heeft doorgebracht. Later zijn ze nog twee dagen in Dalfsen geweest en ook bij hem thuis in Almere. [16] Tijdens die gelegenheden is er alleen geknuffeld en gekust. Hij heeft geen seks met haar gehad. Wel klopt het dat hij twee zwangerschapstesten voor [slachtoffer] heeft gehaald. Een zwangerschap was onmogelijk, maar het was om haar gerust te stellen. [slachtoffer] heeft de neiging om dingen op te blazen. Misschien heeft [slachtoffer] over het hebben van seks verklaard om op te scheppen tegenover haar vriendinnen, aldus de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte herhaald wat hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Hij heeft nogmaals met klem ontkend dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad of met haar heeft getongzoend. Er is alleen gezoend en geknuffeld.
De waardering van het bewijs
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig. Zij heeft consequent gezegd seks met de verdachte te hebben gehad, eerst tegen haar vriendinnen en later ook tegen haar vader. Bevestiging daarvoor wordt gevonden in de appberichten in [slachtoffer] telefoon die duiden op vergaande seksuele contacten. Daarin komt tevens naar voren dat er zorgen waren over een zwangerschap en dat er een zwangerschapstest is gedaan. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij de testen voor [slachtoffer] enkel heeft gekocht om haar gerust te stellen dat van een zwangerschap geen sprake kon zijn. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Indien er geen vaginale seks zou hebben plaatsgevonden, zou ook [slachtoffer] moeten hebben geweten dat een zwangerschap niet mogelijk was.
Voorts is van geen enkel motief gebleken waarom [slachtoffer] de verdachte in een kwaad daglicht zou willen stellen. Integendeel, [slachtoffer] was verliefd en vond het niet slecht wat de verdachte heeft gedaan. Als het aan haar had gelegen, was er geen aangifte gedaan.
Gelet op al het vorenstaande, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de ontuchtige handelingen zoals ten laste gelegd.
Verder acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van een gezagsverhouding tussen de verdachte en [slachtoffer] . De verdachte stond als leraar met alle leerlingen van de school in een gezagsrelatie, dus ook met [slachtoffer] - ondanks dat hij niet haar ´eigen´ leraar was. Iedere docent heeft uit hoofde van zijn functie een bepaald overwicht op leerlingen en beschikt, direct dan wel indirect, over mogelijkheden om leerlingen op die school te beïnvloeden. Het feit dat meerdere leerlingen regelmatig bij de verdachte binnenliepen om met hem te praten, geeft hiervan alleen al blijk. Dit laatste geldt ook voor [slachtoffer] , nu uit haar verklaring blijkt dat zij in de verdachte ook een vertrouwenspersoon zag in verband met haar thuissituatie.
Dit alles maakt dat de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen acht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 21 maart 2017 tot en met 8 april 2017 te Alphen aan den Rijn en Boskoop met [slachtoffer] , geboren op 9 april 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (meermalen):
- ( tong)zoenen met die [slachtoffer] en
- betasten en strelen van het lichaam van die [slachtoffer] en
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis en vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
en
in de periode van 21 maart 2017 tot en met 8 april 2017 te Alphen aan den Rijn en Boskoop met [slachtoffer] , geboren op 9 april 2001, die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het (meermalen):
- ( tong)zoenen met die [slachtoffer] en
- betasten en/of strelen van het lichaam van die [slachtoffer] en
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
in de periode van 21 maart 2017 tot en met 6 juni 2017 te Alphen aan den Rijn en Boskoop en Almere en Dalfsen, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met een
aan zijn zorgtoevertrouwde minderjarige, te weten met [slachtoffer] , geboren op 9 april 2001, terwijl hij, verdachte, docent was op de school waar die [slachtoffer] les had, door (meermalen):
- met die [slachtoffer] te (tong)zoenen en
- het lichaam van die [slachtoffer] te betasten en/of te strelen en
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger in de vagina van die [slachtoffer] te brengen/duwen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en de verplichting tot het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag. Ten aanzien van de voorwaarden dient te worden bevolen, aldus de officier van justitie, dat ze dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt, heeft de raadsvrouw bepleit om de verdachte, gelet op zijn psychische gesteldheid, de gediagnosticeerde autismespectrumstoornis en de daaruit voortvloeiende verminderde toerekeningsvatbaarheid alsmede gelet op het verlies van zijn baan als docent, een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt. De raadsvrouw heeft in dit verband nog verwezen naar een door haar overgelegd behandelplan d.d. 27 augustus 2018, opgemaakt door I. Koelewijn, werkzaam bij zorgaanbieder Het Kompass.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de feiten zoals in de bewezenverklaring aangegeven. Gedurende enkele maanden heeft hij een vergaande liefdesrelatie gehad met [slachtoffer] . De verdachte heeft, door zo te handelen, ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in hem als leraar, maar ook als volwassene ten opzichte van een jong meisje mag worden gesteld. Voorts heeft de verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven van de ongelijke positie tussen hem en [slachtoffer] en de, gelet op de ongelijke positie, invloed van zijn handelen op haar. De verdachte had er rekening mee moeten houden dat [slachtoffer] , ondanks haar eigen aandeel in de relatie, zoals elke vijftienjarige/zestienjarige op het gebied van seksualiteit nog zoekende en kwetsbaar is.
Kwalijk is dat de verdachte, ondanks het feit dat hij de verhouding met [slachtoffer] ongepast en onprofessioneel heeft genoemd, ook nu nog geen echte verantwoordelijkheid voor zijn daden lijkt te willen nemen door hardnekkig te blijven ontkennen dat er sprake is geweest van een seksuele relatie.
Bij het bepalen van de strafmaat en de strafmodaliteit heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een blanco strafblad heeft. Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd. Gelet op het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zal de rechtbank bij de bepaling van de straf alleen letten op artikel 245 Sr, omdat hierbij een zwaardere hoofdstraf is gesteld dan bij de artikelen 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van het psychologisch onderzoek van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, d.d. 16 oktober 2017.
Uit het onderzoek komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Deze stoornis speelde eveneens ten tijde van de ten laste gelegde feiten en deze heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen toen voor een groot deel beïnvloed. De verdachte ervaart problemen op het gebied van sociale interactie en sociale afstemming en lijkt onvoldoende doordrongen van de ongelijke verhouding die per definitie tussen een volwassene en een minderjarige dan wel tussen een docent en een leerling bestaat. De situatie met [slachtoffer] zorgde ervoor dat de verdachte zich van betekenis voelde voor iemand. Tijdens de contacten met [slachtoffer] heeft de verdachte zich ‘dienend’ opgesteld en kon hij onvoldoende weerstand bieden aan haar wens om een relatie te beginnen. Deze tekortkomingen kunnen voor een belangrijk deel worden verklaard door de bij de verdachte gediagnosticeerde autismespectrumstoornis waardoor de ten laste gelegde feiten hem verminderd kunnen worden toegerekend. De kans op recidive wordt op korte termijn laag ingeschat. Op de langere termijn wordt, zonder interventie, het recidiverisico laag/matig ingeschat. De problematiek van de verdachte is echter wel van langdurige en persisterende aard waardoor een behandeling gericht op de meer algemene problematiek voortkomend uit de autismespectrumstoornis geïndiceerd is.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de gespreksaantekening in het kader van de vroeghulp d.d. 7 september 2017 en het reclasseringsrapport d.d. 13 november 2017, opgesteld en ondertekend door E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker.
Uit het rapport komt naar voren dat de verdachte over te weinig sociale vaardigheden beschikt om zich op een aanvaardbare wijze te verhouden tot anderen. Dit gebrek beïnvloedt de leefgebieden van de verdachte. Het NIFP heeft een autismespectrumstoornis vastgesteld waaruit voortkomt dat de verdachte sociale situaties niet goed aanvoelt en hij beperkt in staat is tot het aangaan van wederkerige relaties. Zonder behandeling wordt de verdachte in lichte mate recidivegevaarlijk geacht. De reclassering adviseert om de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting met betrekking tot de autismespectrumstoornis bij De Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling.
Tot slot betrekt de rechtbank mede in haar overwegingen de kennismaking ter terechtzitting met de verdachte in persoon. Zij heeft een man gezien die een uiterst kwetsbare indruk maakte. Deze omstandigheid, mede bezien in het licht van de voornoemde rapportages, heeft de rechtbank uiteindelijk tot het oordeel gebracht dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die langer is dan de duur van de voorlopige hechtenis, buitengewoon ontwrichtend voor de verdachte zal werken. De rechtbank zal hiervan dan ook afzien. Zij zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het forse voorwaardelijke deel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Gelet op het aanhoudende karakter van de bij de verdachte geconstateerde stoornis, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen voor behandeling en begeleiding van de verdachte. Daarnaast wil de rechtbank in de op te leggen straf laten doorklinken dat de verdachte zich in de toekomst verre dient te houden van dit soort gedragingen. Zij zal derhalve aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaren verbinden.
Aangezien de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en er gezien de langdurige en persisterende aard van de problematiek van verdachte rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van dit wetboek uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[vader] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.550,03.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat onvoldoende is onderbouwd dat de psychische klachten, waarvoor [slachtoffer] therapie heeft gevolgd, met deze zaak te maken hebben aangezien zij eerder ook al is behandeld voor dergelijke klachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer] eerder een behandeling heeft gehad staat toewijzing van de vordering niet in de weg.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.551,03 (het gevorderde bedrag van € 1.550,03 is de onjuiste uitkomst van de totale schade minus de vergoede schade).
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 oktober 2018, de dag waarop de vordering is ingediend.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.551,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [vader] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst vermelde telefoontoestel zal worden teruggegeven aan [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [slachtoffer] gelasten van het op de beslaglijst vermelde telefoontoestel
(een kopie van de beslaglijst is aan dit vonnis gehecht).

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 36f, 55, 245, 247, 249 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder feit 1 eerste en tweede cumulatief en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde - met inachtneming van het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht - oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
en
ten aanzien van feit 1 tweede cumulatief:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
en
ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 180 (HONDERDTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
170 (HONDERDZEVENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
driejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich onverwijld meldt bij Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 3 Midden-Noord, De Meent 4 te Lelystad en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag (forensische) psychiatrie, of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor autismespectrumstoornis;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [vader] , een bedrag van
€ 1.551,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2018 tot aan de dag waarop de vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.551,03, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [vader] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de op de beslaglijst met parketnummer
45/842249-17 vermelde Samsung telefoon (inclusief hoesje en lader).
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.C. Bours, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
mr. A.M.M. Vingerling, rechter,
in tegenwoordigheid van W.M.W. van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017154974, van de politie eenheid Den Haag, team Zeden (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 214).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 27 en verder.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 35 en verder.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22 en verder.
5.Een geschrift, p. 41.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 47 en verder.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63 en verder.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69/70.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 103.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 110 en verder.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 123.
16.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris d.d. 7 september 2017, punten 5 t/m 10.