ECLI:NL:RBDHA:2018:12251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
817856-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij volwassen verdachte - duidelijke taal

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere diefstallen en een vernieling. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en preventief gedetineerd, werd beschuldigd van vier gekwalificeerde diefstallen en het medeplegen van een vernieling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 september 2018, waarbij de officier van justitie mr. D. Kortekaas en de raadsman mr. N.M. Fakiri aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak op 4 mei 2018, waarbij een zonnebril werd gestolen uit een winkel. Het bewijs bestond uit DNA-sporen van de verdachte die op de plaats delict zijn aangetroffen, evenals getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de diefstal, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte ook schuldig bevonden aan twee diefstallen in vereniging op 8 maart 2018, waarbij persoonlijke bezittingen van twee slachtoffers werden gestolen uit een McDonald's. Camerabeelden toonden de verdachte samen met een andere jongeman, wat leidde tot herkenning door meerdere getuigen, waaronder een agent.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van een beschuldiging van vernieling, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze vernieling had gepleegd. Voor de diefstal in vereniging op 15 maart 2018, waarbij een laptop werd gestolen uit de Mediamarkt, werd de verdachte ook schuldig bevonden op basis van camerabeelden en herkenning door getuigen.

De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte 18 jaar oud was op het moment van de feiten, vanwege zijn persoonlijke omstandigheden en beïnvloedbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/817856-18
Datum uitspraak: 11 oktober 2018
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] ,
preventief gedetineerd in [PI]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 27 september 2018 behandeld.
De officier van justitie in deze zaak was mr. D. Kortekaas en de raadsman van de verdachte mr. N.M. Fakiri.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan verdacht viermaal een diefstal in vereniging en eenmaal het medeplegen van een vernieling te hebben gepleegd.
De feiten staan beschreven in een bijlage bij dit vonnis staan (bijlage 1).
De tenlastelegging start met feit 2.
De feiten 3 tot en met 6 staan onder parketnummer 09/817965-18 op dezelfde dagvaarding als feit 2.
3. Standpunten en beoordeling [1]
3.1
Feit 2
Diefstal in vereniging door middel van braak op 4 mei 2018
De aangever, [aangever 1] heeft namens zijn werkgever [naam 1] aangifte gedaan van een inbraak op 4 mei 2018 in de winkel van [winkel]
. Vóór het doen van de aangifte, is deze aangever in de winkel geweest en heeft hij gezien dat de ruit van een deur achterin het pand was ingegooid. [2]
In een aanvullende aangifte heeft deze aangever verklaard dat hij in de winkel meerdere bloedsporen heeft gevonden die hij met een wattenstaaf heeft opgevangen en aan de politie heeft gegeven. [3] Er heeft daarna door de politie een sporenonderzoek in de winkel plaatsgevonden waarbij ook bloed is opgevangen. [4] Het bloed bleek na onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) afkomstig te zijn van de verdachte. [5]
Uit informatie vanuit de Forensische Opsporing is naar voren gekomen dat de bloedspetters niet in de hele winkel zijn gevonden, maar alleen vanaf het magazijn richting de winkel waarbij dit stopte bij één van de brillenrekken die het dichtst bij de doorgang stond. Deze doorgang was een soort gangetje naar de privé ruimte (de keuken en het magazijn) van de winkel. Klanten kunnen deze ruimte in beginsel wel bereiken, maar hebben hier niets te zoeken. [6]
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat hij in zijn winkel heeft gezien dat een zonnebril van het merk Ray Ban is weggenomen uit het rek. [7]
Er is een getuige, [getuige] , die bij de politie heeft verklaard dat hij heeft gezien dat bij de buren aan de achterzijde werd ingebroken. Hij heeft daarbij het geluid van brekend glas gehoord en in het licht van zijn zaklamp twee mannen gezien. [8]
De verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen. Op de zitting heeft hij gezegd dat hij meerdere keren in de winkel van [winkel] is geweest. Het zou goed kunnen dat hij tijdens één van deze bezoeken DNA heeft achtergelaten. Hij heeft namelijk wel eens een wond opgelopen tijdens het voetballen. De verdachte heeft verklaard dat hij bij deze verwondingen geen liters bloed heeft verloren, maar dat het ook 1 druppel kan zijn geweest. Hij kan niet specifiek benoemen welke wond hij tijdens één van zijn bezoeken aan de winkel had of hoe en wanneer deze wond zou zijn ontstaan. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan dit feit. [9]
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd bewezen te verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit vanwege de plaats in de winkel waar zijn bloed is aangetroffen. Het verhaal dat de verdachte heeft verteld over zijn aangetroffen bloed is niet aannemelijk omdat hij hierover niet stellig en ook niet overtuigend heeft verklaard.
3.1.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman vraagt vrijspraak van dit feit. De verdachte heeft een andere reden genoemd waarom het bloed in de winkel lag, namelijk dat hij in de winkel is geweest en brillen heeft gepast. Daarbij is hij er pas later achter gekomen dat hij aan zijn enkel bloedde.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De aangever heeft gezien dat één van de ruiten aan de achterzijde van de winkel stuk was gemaakt.
Het bloed bestaande uit piepkleine spetters van de verdachte is gevonden in de winkel.
De verklaring van de verdachte over hoe dit bloed daar terecht is gekomen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verdachte heeft namelijk niet duidelijk kunnen uitleggen hoe hij eventueel aan een bloedende wond kwam en waar deze wond zou hebben gezeten. Daarnaast valt het de rechtbank op dat het bloed deels is aangetroffen op plaatsen waar klanten van de winkel normaal gesproken niet komen en dat de bloedspetters niet meer zijn aangetroffen voorbij het brillenrek waaruit een bril is gestolen (en dus richting de ingang van de winkel waar men normaal gesproken binnenkomt).
Verder heeft een getuige verklaard dat er werd ingebroken in de winkel en dat het geluid van brekend glas werd gehoord.
Het gevonden bloedspoor van de verdachte, samen met de verklaring van de getuige en de aangifte is voor de rechtbank genoeg om bewezen te verklaren dat de verdachte de diefstal in de winkel heeft gepleegd. Dit levert een diefstal door middel van braak op.
De rechtbank heeft te weinig bewijs gevonden dat deze diefstal door twee mannen zou zijn gepleegd.
3.2
Feiten 3 en 4
Twee diefstallen in vereniging op 8 maart 2018
Feit 3
De aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn tas met inhoud.
Deze tas lag in de kleedruimte van McDonald’s aan de [adres 2] in Den Haag terwijl hij daar het werk was. De aangever heeft rond 19:00 uur zijn tas en zijn kleding op het toilet teruggevonden en merkte toen dat er meerdere spullen uit deze tas gestolen waren. [10]
Feit 4
De aangeefster [aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar laptop van het merk HP. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij haar tas, met daarin de laptop, op
8 maart 2018 in de kleedruimte van McDonald’s aan de [adres 2] in Den Haag heeft achtergelaten terwijl zij aan het werk was. Op 9 maart 2018 ontdekte zij dat de laptop niet meer in haar tas zat. [11]
In McDonald’s hangen camera’s die tijdens de diefstallen beelden hebben opgenomen. Op beelden heeft agent [verbalisant] één van de twee verdachten direct en voor 100 procent herkend als de verdachte (beschreven als man 1). Op deze beelden is verder te zien dat de verdachte zich samen met een tweede jongeman in de kleedruimte van McDonald’s bevond waarbij de verdachte uiteindelijk met drie tassen in zijn hand het beeld uitliep.
De tweede jongeman had een laptop in zijn handen, stopte deze onder zijn jas en liep met een tas het camerabeeld uit. [12]
Van de camerabeelden zijn afdrukken gemaakt die zijn getoond op de interne website van de politie in Den Haag en er zijn bewegende beelden getoond in het televisieprogramma Team West en op de website politie.nl. Er zijn daarna zes meldingen binnengekomen van mensen die de verdachte hebben herkend, waaronder een melding van de zus van de verdachte en de wijkagent van de wijk waarin de verdachte woont. [13]
De verdachte heeft bij de politie en op de zitting geen verklaring willen afleggen.
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 3 en 4
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd bewezen te verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee diefstallen in vereniging. De officier van justitie gaat ervan uit dat de verdachte en de tweede jongeman die te zien is op de camerabeelden deze diefstallen samen hebben gepleegd. Ze zijn namelijk met zijn tweeën de McDonald’s binnengekomen, ze zijn samen naar boven gegaan, ze waren tegelijkertijd op het toilet en ze zijn ook weer samen weggegaan. De officier van justitie herkent daarbij zelf de verdachte als degene die op de foto’s in de stukken te zien is. Daarnaast is de verdachte ook door andere personen herkend, waaronder door een agent en door de wijkagent.
3.2.2
Het standpunt van de raadsman
Feiten 3 en 4
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 aangegeven dat de verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat niet duidelijk is of de spullen die de aangever noemt, ook echt in zijn tas zaten. Daarnaast is het niet duidelijk geworden dat de verdachte de tas van de aangever heeft gepakt en dat hij met de spullen uit deze tas de McDonald’s heeft verlaten.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat niet bewezen kan worden dat op de camerabeelden een laptop te zien is en niet zeker is of deze dan van het slachtoffer was en omdat niet duidelijk is wat overigens de rol van de verdachte bij deze diefstal geweest zou zijn.
Ten aanzien van beide feiten heeft de raadsman verder nog genoemd dat de verdachte en de tweede jongeman weliswaar samen de McDonald’s zijn binnengelopen, maar dat dit nog niet betekent dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking die nodig is om te bewijzen dat sprake is van diefstal in vereniging.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 3 en 4
Bij de politie heeft de aangever van feit 3 verklaard dat de spullen die op de tenlastelegging staan uit zijn tas zijn gestolen. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen.
De rechtbank gelooft de aangeefster van feit 4 als zij zegt dat haar laptop uit haar tas is gestolen. Het maakt daarbij niet uit dat zij dit pas een dag later heeft ontdekt.
De verdachte is ten aanzien van beide feiten door meerdere personen herkend op de camerabeelden die zijn gemaakt tijdens de diefstal, onder andere door zijn zus, een agent en een wijkagent. Op deze camerabeelden is te zien dat de verdachte samen met een tweede jongeman McDonald’s is ingelopen, dat zij samen een laptop en tassen hebben gepakt en dat zij ook weer samen weg zijn gegaan. De verdachte heeft hierover niets willen zeggen.
De rechtbank vindt dat uit dit alles blijkt dat de verdachte samen met een ander de diefstallen heeft gepleegd dus dat bewezen is dat hij de diefstallen in vereniging heeft gepleegd.
3.3
Feit 5
Medeplegen van vernieling op 11 maart 2018
De aangever [aangever 4] heeft namens [naam 2] aangifte gedaan van vernieling van het onderste raam van de voordeur van zijn woning. De aangever heeft op 9 maart 2018 rond 12.30 uur de woning verlaten en ontdekte de vernieling toen hij thuis kwam op 11 maart 2018 rond 20:20 uur. Naast de voordeur hing een camera. De aangever zag op deze beelden twee jongens, maar op de beelden was niet te zien of deze twee jongens de ruit hadden ingegooid. [14]
De beelden zijn aan de politie gegeven en door de politie bekeken. [15] De beelden bleken niet voorzien te zijn van een datum of een tijdstip. [16]
De verdachte heeft bij de politie en op de zitting niets over dit feit willen zeggen.
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de verdachte van dit feit vrij te spreken, omdat er geen bewijs is dat de vernieling uit de aangifte door de verdachte en de andere jongens zou zijn gepleegd. Doordat de aangever van 9 tot 11 maart 2018 weg was, is niet vast te stellen op welk moment de ruit is vernield. Daarnaast is op de camerabeelden niet te zien dat de ruit werd vernield.
3.3.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich aangesloten bij wat door de officier van justitie is gevraagd.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt net als de officier van justitie en de raadsman dat er geen bewijs is dat de verdachte deze vernieling heeft gepleegd en wel om dezelfde redenen als door de officier van justitie naar voren zijn gebracht. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van dit feit.
3.4
Feit 6
Diefstal in vereniging op 15 maart 2018
De aangever [aangever 5] heeft namens de Mediamarkt op 28 maart 2018 aangifte gedaan van diefstal van een laptop (een showmodel). De aangever hoorde via [naam 3] , beveiliger bij de Mediamarkt van deze diefstal en dat hiervan camerabeelden waren. Deze camerabeelden zijn door de aangever bekeken en bij de aangifte aan de politie gegeven. [17] Op deze beelden was te zien dat twee jongemannen allebei een dichtgeklapte laptop hebben vastgehouden en dat de laptop niet meer op de tafel lag toen zij wegliepen.
Een dag na de diefstal, te weten op 16 maart 2018, zijn door de politie ook al beelden van de diefstal bekeken. Op die beelden zijn twee jongemannen te zien die de Mediamarkt zijn binnengelopen. Op de beelden van de camera’s die gericht waren op de laptops was te zien dat deze beide jongemannen bij de laptops stonden. Om 14:34 uur had jongeman 1 een laptop in zijn handen die hij op de rand van de stelling legde. Om 14:34:36 pakte jongeman 2 deze laptop met zijn rechterhand. Vervolgens gingen beide jongemannen dicht tegen elkaar aan staan waarbij jongeman 2 met zijn handen naar jongeman 1 reikte. Op 14:36:20 verlieten beide jongemannen de winkel, waarbij jongeman 1 zijn handen in zijn zakken hield. [18]
Op 10 april 2018 zijn de camerabeelden op het politiebureau bekeken. Hierbij werden om 14:17 uur twee jongemannen gezien die de Mediamarkt inliepen. [19]
De camerabeelden zijn op de interne herkenningssite van de politie gezet waarna de verdachte werd herkend door een agent. [20] Verder werd een foto van één van de camerabeelden verspreid onder wijkagenten waarna ook een andere agent de verdachte herkende. [21]
De verdachte heeft hierover bij de politie geen verklaring willen afleggen. [22] Op de zitting heeft hij verteld dat hij geen laptop heeft gestolen. Hij is op de dag van diefstal wel bij de Mediamarkt geweest. De verdachte heeft zichzelf herkend op de foto op bladzijde 107 van het dossier, die op de zitting aan hem is getoond. [23]
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd bewezen te verklaren dat de verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd. Op de camerabeelden is de verdachte duidelijk te zien en ook is te zien dat hij samen met de tweede jongeman de Mediamarkt is ingelopen. Zij hebben samen de laptop vastgehouden en zijn ook samen weer naar buiten gelopen.
De officier van justitie van justitie heeft de verdachte op de zitting herkend als degene die op de beelden staat en hij is verder herkend door twee agenten.
De officier van justitie heeft verder gezegd dat door de politie, door het bekijken van de camerabeelden op 16 maart 2018, niet verkeerd is gehandeld omdat die beelden vrijwillig door de aangever aan de politie zijn gegeven.
3.4.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de politie de beelden van de Mediamarkt op
16 maart 2018 niet had mogen bekijken. De beelden waren toen nog niet vrijwillig door de Mediamarkt aan de politie gegeven en de officier van justitie had ook niet gevraagd om die beelden af te staan. De beelden, en wat de politie hierover heeft opgeschreven, mogen dan ook niet als bewijs gebruikt worden.
De raadsman heeft verder gezegd dat het ook mogelijk is dat de laptop niet is gestolen, maar slechts is verplaatst en op een andere plek in de Mediamarkt is weggelegd.
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de verdachte van dit feit vrij te spreken.
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt niet dat bij het bekijken van de beelden op 16 maart 2018 door de politie een fout is gemaakt. Door de Mediamarkt zijn de beelden op 28 maart 2018 vrijwillig aan de politie gegeven. De Mediamarkt had er natuurlijk ook belang bij om die beelden te geven omdat er op die manier een grotere kans was om te achterhalen wie de laptop meegenomen had. Nu dit zo is, ziet de rechtbank niet in waarom voor het bekijken van die beelden door de politie op 16 maart 2018 door de officier van justitie eerst een vordering gedaan had moeten worden.
De beelden kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
De verdachte is op de camerabeelden door twee agenten herkend. Hij heeft op de zitting verklaard zichzelf ook op één van de foto’s van de beelden te herkennen en in de Mediamarkt geweest te zijn.
De verdachte en de tweede jongeman stonden beiden bij de laptop die gestolen is, hebben deze beiden vastgehouden, stonden dicht bij elkaar en toen zij wegliepen, was de laptop verdwenen.
Gezien de zeer korte tijd tussen het staan van de verdachte en de tweede jongeman bij de laptop, het weglopen van beiden, waarna de laptop niet meer op zijn plaats staat, gelooft de rechtbank niet dat de laptop in die tijd door iemand anders is verplaatst naar een andere plek in Mediamarkt. Bovendien heeft de Mediamarkt niet gezegd dat de laptop op een andere plek is teruggevonden. De diefstal in vereniging kan dan ook bewezen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat feit 2, de diefstal door middel van braak, en de feiten 3, 4 en 6,
de diefstallen in vereniging, volgens de wet bewezen kunnen worden. De rechtbank is er ook van overtuigd dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van de feiten

De feiten die de verdachte heeft gepleegd, zijn strafbare feiten. Uit niets blijkt dat deze feiten niet strafbaar zouden zijn.
In de beslissing staat hoe deze feiten volgens de wet worden beschreven.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar voor het plegen van deze feiten, omdat nergens uit volgt dat de verdachte hiervoor niet strafbaar zou zijn.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de verdachte te veroordelen volgens het strafrecht dat geldt voor meerderjarigen en wel tot een gevangenisstraf van 7 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om, bij een bewezenverklaring, de verdachte vanwege zijn persoonlijke omstandigheden volgens het strafrecht dat geldt voor minderjarigen te veroordelen. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), dat met de verdachte op de zitting is besproken, is namelijk naar voren gekomen dat de verdachte ADHD heeft en soms boos kan worden. Aangegeven is dat de verdachte wil meewerken aan hulpverlening.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor het bepalen welke straf gepast is voor de verdachte kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft drie keer samen met een iemand anders een diefstal gepleegd waarbij spullen uit een tas, een laptop en een laptop uit een winkel zijn gestolen. De verdachte is hierdoor niet met respect met de eigendommen van andere mensen omgegaan en hij leek daarbij alleen interesse te hebben in zijn eigen voordeel. Het is voor de slachtoffers erg vervelend wanneer hun bezittingen zomaar worden weggenomen.
Zo kunnen op een laptop bijvoorbeeld ook foto’s staan of belangrijke stukken voor school. Verder heeft het de slachtoffers tijd en moeite gekost om bijvoorbeeld aangifte te doen en te zorgen dat hun schade wordt vergoed.
Bovendien heeft de verdachte ingebroken in een winkel en daarbij een zonnebril gestolen.
De verdachte heeft ook hierbij geen respect getoond voor de eigendommen van een ander. De eigenaar van de winkel heeft door de inbraak allerlei problemen, waaronder schade aan zijn winkel, ondervonden. Verder kunnen door dit soort strafbare feiten mensen in de samenleving zich sneller onveilig gaan voelen.
Volgens het Uittreksel Justitiële Documentatie, het strafblad van de verdachte, is hij eerder veroordeeld, ook voor diefstallen. Van deze eerdere, ook deels voorwaardelijke veroordelingen, heeft de verdachte blijkbaar niets geleerd. De laatste veroordeling van de verdachte is op 1 februari 2018 door de rechtbank. Tegen deze laatste veroordeling heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Deze zitting moet nog plaatsvinden.
De rechtbank heeft van het Openbaar Ministerie begrepen dat er iets mis is gegaan bij het aanvragen van een reclasseringsrapport over de verdachte. Er is van de reclassering dan ook geen informatie beschikbaar. De rechtbank heeft wel het rapport van de Raad van
10 juli 2018 gelezen. Dit rapport is geschreven voor de hoger beroep zitting die hiervoor is genoemd. In dit rapport is dus geen strafadvies gegeven voor deze zitting. In het rapport is wel te lezen, en zo is het ook op de zitting met de verdachte besproken, dat hij ADHD heeft. De verdachte heeft op de zitting aangegeven hiervoor geen medicijnen te willen gebruiken vanwege de bijwerkingen. Verder is in het rapport te lezen dat de verdachte snel boos wordt, beïnvloedbaar is, moeite heeft om zich aan regels van anderen te houden, problemen heeft met zijn geweten (kort gezegd: weten wat ‘goed’ en ‘slecht’ is en hier op de juiste manier op reageren) en dat hij vooral denkt aan de dingen die hij zelf wil.
De rechtbank heeft op de zitting van de jeugdreclassering gehoord dat er veel zorgen zijn over de verdachte. Zo heeft hij geen school, hebben zijn ouders veel problemen door en met hem en gebruikt hij verdovende middelen. De verdachte wil aan geen enkele vorm van hulp meewerken. De jeugdreclassering weet niet meer hoe ze de verdachte moeten helpen en kunnen de rechtbank niet adviseren over de op te leggen straf. De jeugdreclassering kon ook niet aangeven of het toepassen van het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht beter zou passen bij de verdachte.
De rechtbank heeft veel zorgen over het feit dat de verdachte tot nu toe aan bijna geen enkele vorm van hulp heeft willen meewerken. De rechtbank heeft gehoord dat de verdachte, na kort overleg met zijn raadsman, heeft aangegeven toch hulp te willen accepteren, maar de rechtbank heeft niet de overtuiging gekregen dat dit echt is wat de verdachte zelf wil maar denkt dat de verdachte dit alleen maar heeft gezegd omdat hij lager wil worden gestraft.
Toepasselijk recht
De vraag die de rechtbank eerst moet beantwoorden is of de verdachte volgens het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht bestraft moet worden.
De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Eigenlijk is dus het strafrecht voor meerderjarigen aan de orde. Maar de rechtbank heeft bij jongvolwassen van 18 tot 23 jaar de mogelijkheid om het strafrecht voor minderjarigen te gebruiken wanneer daar redenen voor zijn die te maken hebben met de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank vindt deze vraag lastig te beantwoorden omdat de verdachte al meerdere keren is veroordeeld, ook voor diefstallen, hij niet meer open lijkt te staan voor de adviezen van zijn ouders en er vanuit de rechtbank weinig vertrouwen is dat hij zich volop in wil gaan zetten voor een begeleidingstraject. Ondanks dit alles heeft de rechtbank er toch voor gekozen om het strafrecht voor minderjarigen toe te passen. Dat heeft vooral te maken met de beïnvloedbaarheid van de verdachte. Wanneer hij volgens het strafrecht voor meerderjarigen gestraft zal worden dan zal hij een gevangenisstraf uit moeten zitten in een gevangenis voor volwassenen. De rechtbank vindt dat vanwege zijn beïnvloedbaarheid geen goede omgeving voor de verdachte.
De op te leggen straf
De rechtbank vindt, na alles gehoord en gelezen te hebben, een jeugddetentie een passende straf voor de verdachte. Deze jeugddetentie moet de verdachte helemaal uitzitten.
De rechtbank ziet geen reden om de verdachte een deel niet uit te laten zitten of hem verplichte begeleiding op te leggen. Dit soort straffen en begeleiding heeft de verdachte al vaker gekregen, maar toch heeft hij opnieuw strafbare feiten gepleegd.
De rechtbank vindt wel dat de verdachte heel hard hulp nodig heeft, maar zolang hij zich niet of bijna niet voor deze hulp wil inzetten, is het niet mogelijk om resultaten te bereiken. De rechtbank vindt dan ook dat de verdachte, wanneer de jeugddetentie voorbij is, zelf aan de slag moet gaan om, zoals hij zelf ook op de zitting heeft gezegd, een goede toekomst tegemoet te gaan.
De rechtbank vindt een jeugddetentie voor de duur van zes maanden passend voor de verdachte omdat hij meerdere feiten heeft gepleegd en hij al vaak is veroordeeld. Daarnaast vindt de rechtbank dat de verdachte, door nauwelijks iets te willen vertellen, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. De verdachte moet de gevolgen van zijn strafbare gedrag daarom maar voelen.
De tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht in de jeugdgevangenis wordt van de genoemde zes maanden afgetrokken.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
Feit 2
[naam 1] heeft een vordering ingediend voor het bedrag van € 21.329,43 (€ 6.829,43 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade, anders gezegd smartengeld), vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd te bepalen dat de verdachte de kosten van de schade aan de ruit en de verkoopwaarde van de gestolen zonnebril moet vergoeden. De vordering van de alle andere schade die de benadeelde partij, moet niet-ontvankelijk verklaard worden omdat de benadeelde partij niet genoeg uitleg heeft gegeven over (de hoogte van) deze schade. Zo zijn er bijvoorbeeld niet voor alle bedragen bonnen ingeleverd.
7.1.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft geen standpunt ingenomen over deze vordering en de beslissing hierover overgelaten aan de rechtbank.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat de verdachte de kosten van de glasschade (€ 543,48) en de verkoopprijs van de gestolen zonnebril (€ 189) moet betalen, omdat hij deze schade ook heeft veroorzaakt. In totaal komt de rechtbank daarmee op een bedrag van € 732,48 dat de verdachte aan de benadeelde partij moet betalen. Daar komt de wettelijke rente nog bij, te rekenen vanaf de dag dat de diefstal is gepleegd (4 mei 2018).
Ten aanzien van het smartengeld dat gevraagd is, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De wet (art. 6:106 BW) bepaalt immers dat alleen in bepaalde gevallen immateriële schadevergoeding kan worden toegekend, zoals bijvoorbeeld bij lichamelijk letsel, waarvan hier geen sprake is.
De rechtbank zal dus bepalen dat de verdachte het bedrag van € 732,48 moet betalen en zal de benadeelde partij voor de rest niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
De rechtbank zal aan de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat hij het bedrag aan de staat moet betalen en de staat ervoor zorgt dat het geld bij de benadeelde partij terechtkomt.
Als de verdachte het bedrag dan niet betaalt, zal hij een jeugddetentie van 14 dagen moeten ondergaan. Ook daarna zal hij nog verplicht zijn om het bedrag te betalen.
7.2
Feit 4
[aangever 3] heeft een vordering ingediend voor het bedrag van € 354,70. Dit is het bedrag van de gestolen laptop minus het geld (€ 400,00) dat het slachtoffer hiervoor al heeft ontvangen van de McDonald’s, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd, nu het onduidelijk is welke munteenheid is gebruikt bij de aanschaf van de laptop op Curaçao (zoals op de bon van de aankoop staat), de waarde van de laptop te schatten en dit bedrag toe te kennen aan de benadeelde partij.
7.2.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft aangegeven ook niet te weten welke munteenheid is gebruikt, maar er niet zeker van te zijn dat de laptop in euro’s is betaald. Daarnaast is de laptop, volgens de aankoop bon, geleverd aan ene ‘Jeroen’.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat het niet duidelijk is met welke munteenheid de laptop, die op Curaçao is gekocht, is betaald. Verder is het onduidelijk wie ‘Jeroen’ is, aan wie de laptop is geleverd en in welk verband deze persoon staat tot de door de benadeelde partij verzochte schade. Door deze onduidelijkheden zal de rechtbank de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals ze golden op het moment dat de feiten gepleegd werden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 5, medeplegen van een vernieling op 11 maart 2018;
en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wel wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 2: diefstal door middel braak op 4 mei 2018;
feit 3: diefstal in vereniging op 8 maart 2018;
feit 4: diefstal in vereniging op 8 maart 2018;
feit 6: diefstal in vereniging op 15 maart 2018;
de wettelijke kwalificaties van deze feiten zijn:
feit 2:
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MIDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK
feit 3 (09/817965-18 t.b.g.):
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
feit 4 (09/817965-18 t.b.g.):
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
feit 6 (09/817965-18 t.b.g.):
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 6 maanden
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier van af getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
ten aanzien van feit 2
de rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot het bedrag van
€ 732,48, vermeerderd met de wettelijke rente en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor de rest niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting om € 732,48 aan de staat te betalen voor het slachtoffer [naam 1] ;
bepaalt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat door betaling aan de staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd;
ten aanzien van feit 4
verklaart de benadeelde [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, (kinder)rechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, (kinder)rechter,
mr. J.A.H.M. Janssen, (kinder)rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. van Schevikhoven, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2018.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2018 te 's-Gravenhage uit een bedrijfspand aan de Stationsweg 80 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zonnebril (merk Ray Ban), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die weg te nemen zonnebril onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door de ruit van de achterdeur van dat bedrijfspand in te slaan en/of in te gooien met een hard voorwerp, althans stuk te maken;
3.
Ter berechting gevoegd de doorgenummerde feiten 3 tot en met 6 (09/817965-18):
hij op of omstreeks 08 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rijbewijs en/of een telefoon van het merk Samsung type Galaxy S7 en/of en horloge van het merk Armani en/of een OV-jaarkaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 08 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop van het merk HP type 15 Charcoal, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 11 maart 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van de woning gelegen aan de [adres 3] in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een straattegel tegen die ruit te gooien en/of met een straattegel tegen die ruit te slaan;
6.
hij op of omstreeks 15 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop van het merk Asus, type R5404A, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Media Markt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 04 mei 2018 te 's-Gravenhage uit een bedrijfspand aan [adres 5] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zonnebril (merk Ray Ban), toebehorende aan [winkel] en/of [naam 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen zonnebril onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak te weten door de ruit van de achterdeur van dat bedrijfspand in te slaan en/of in te gooien met een hard voorwerp;
3.
Ter berechting gevoegd de doorgenummerde feiten 3 tot en met 6 (09/817965-18):
hij op 08 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een rijbewijs en een telefoon van het merk Samsung type Galaxy S7 en een horloge van het merk Armani en een
OV-jaarkaart, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 08 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een laptop van het merk HP type 15 Charcoal, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 15 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een laptop van het merk Asus, type R5404A, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan de Media Markt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in deze bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar verklaringen, dan zijn dat verklaringen uit twee politiedossiers met de nummers PL1500-2018164649 en PL1500-2018064502
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 49 t/m 50
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 51 t/m 54
4.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 125 t/m 127
5.Proces-verbaal identificatie naar aanleiding van DNA-sporen, blz. 135 t/m 136
6.E-mail van het openbaar ministerie d.d. 24 september 2018
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , blz. 55 t/m 56
8.Proces-verbaal van getuige, blz. 61 t/m 63
9.Eigen verklaring verdachte op de zitting van 27 september 2018
10.Proces-verbaal van aangifte, blz. 69 t/m 72
11.Proces-verbaal van aangifte, blz. 74 t/m 76
12.Proces verbaal van bevindingen, blz. 59 t/m 68
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 40 en 55
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 96
15.Proces-verbaal van aangifte, blz. 94
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 96
17.Proces-verbaal van aangifte, blz. 77 t/m 81
18.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 82 t/m 88
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 89 t/m 93
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 55
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 9
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 103 en 104
23.Eigen verklaring verdachte op de zitting van 27 september 2018