In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren op 1 juli 1985 en van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op 26 juli 2017, en het bezwaar daartegen werd op 25 januari 2018 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat haar identiteit niet voldoende was aangetoond en dat de documenten die zij had overgelegd, waaronder huwelijksakten, vals waren bevonden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris had moeten handelen volgens de Werkinstructie 2014/9, die voorschrijft dat bij twijfel over de identiteit een interview met identificerende vragen moet worden aangeboden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door dit na te laten, waardoor het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.