ECLI:NL:RBDHA:2018:12173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese pleegkinderen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 13 september 2018, hebben eisers, twee Eritrese broers, beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. De staatssecretaris had eerder op 21 november 2017 het bezwaar van eisers tegen deze weigering ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 13 september 2018 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun identiteit en de gestelde gezinsband met hun referente, die hen als pleegkinderen beschouwde. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat de overgelegde documenten, waaronder kopieën van doopaktes en een kerkelijke overlijdensakte, niet als substantieel bewijs konden worden aangemerkt, omdat deze niet authentiek waren en niet van overheidswege waren verstrekt. Bovendien werd vastgesteld dat de referente, die op jonge leeftijd met eisers bij verschillende gezinnen had gewoond, niet de rol van pleegouder had vervuld.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eisers hun identiteit en gezinsband niet aannemelijk hadden gemaakt en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, op 8 oktober 2018. Partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.