ECLI:NL:RBDHA:2018:12002
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Turkse nationaliteit houdende vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die op 8 maart 2014 was verleend, maar deze werd door de Staatssecretaris ingetrokken op 8 april 2015. De intrekking was gebaseerd op het verstrekken van onjuiste gegevens door eiseres. Daarnaast werd er een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. Eiseres heeft tegen het besluit van 26 januari 2018, waarin haar bezwaar tegen de intrekking niet-ontvankelijk werd verklaard, beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2018 was eiseres aanwezig, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris niet verscheen. De rechtbank overwoog dat eiseres haar bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 69 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt, aangezien het was verzonden naar het laatst bekende adres van eiseres. Eiseres had niet tijdig haar adreswijziging doorgegeven, wat haar bezwaar niet-ontvankelijk maakte.
De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.