3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Inleiding: de verhouding tussen de in de tenlastelegging genoemde gedupeerden
De Protestantse kerk in Nederland bestaat uit 76 districten, die ‘classes’ worden genoemd. De Waalse classis is daar één van. De [stichting 3] is een onderdeel van die Waalse classis. De Waalse classis bestaat op zijn beurt uit veertien gemeenten. De [stichting 2] in Leiden is één van die gemeenten.
De [stichting 2] wordt financieel gesteund door [stichting 1] . Met de benamingen ‘ [stichting 2.1] ’, ‘ [stichting 2.2] ’ en ‘ [stichting 2.3] ’ wordt steeds de [stichting 1] bedoeld.
De functie van verdachte bij de in de tenlastelegging genoemde gedupeerden
Verdachte was in de jaren 2009 tot en met (ongeveer) de helft van het jaar 2014 penningmeester van de [stichting 1] (hierna: [stichting 2.3] ) en de [stichting 1] (hierna: de [stichting 1] ). Sinds 2010 was hij ook penningmeester van de [stichting 3] (hierna ook: [stichting 3] ).De vermogensbeheerders van de [stichting 1] zijn [beheerder 1] en [beheerder 2] .
Verdachte was verantwoordelijk voor het doen betalingen namens de in de tenlastelegging genoemde gedupeerden en beheerde in dat kader zes bankrekeningen, vijf van [stichting 2.3] en één van [stichting 3] , te weten:
IBAN
Ten name van
[rekeningnummer]
[stichting 1]
[rekeningnummer]
[stichting 2.1] te Leiden
[rekeningnummer]
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
[stichting 2.3]
[rekeningnummer]
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
[stichting 3]
De aangiftes tegen verdachte
[stichting 2.3]
Op 6 oktober 2014 deed [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) namens [stichting 2.3] in Leiden aangifte tegen verdachte van verduistering. [aangever 1] verklaarde het volgende.
Verdachte had het kerkrentmeesterschap als taak en was penningmeester van de [stichting 1] , [stichting 2.3] en [stichting 3] .
Verdachte had, als het gaat om het penningmeesterschap van [stichting 2.3] , een ongelimiteerd mandaat om betalingen te verrichten. Het mandaat binnen de [stichting 1] was gelimiteerd tot EUR 5.000,--. Bij vermogensbeheerder [beheerder 1] was ook sprake van een mandaat tot EUR 5.000,--, en bij vermogensbeheerder [beheerder 2] was sprake van een ongelimiteerd mandaat.
Verdachte diende middels jaarrekeningen verantwoording af te leggen. Verdachte is herhaaldelijk gemaand om de jaarrekeningen van [stichting 2.3] en de [stichting 1] over de jaren na 2011 te overleggen. Dit heeft hij niet gedaan.
[stichting 2.3] werd in de jaren 2012 tot en met 2014 gerenoveerd.
[aangever 1] werd in juni 2014 door een medewerker van vermogensbeheerder [beheerder 2] gebeld met de mededeling dat die medewerker op verzoek van verdachte een overboeking had gedaan van de effectenrekening naar de betreffende tegenrekening. Dat werd gemeld omdat dit zeer ongebruikelijk is. Daarmee door [aangever 1] geconfronteerd, vertelde verdachte aan hem dat de tegenrekening niet klopte en beloofde hij het bedrag terug te storten. Op
15 september 2014 bleek dat het betreffende geldbedrag nog steeds niet was teruggeboekt. [aangever 1] heeft daarna meermalen contact gehad met verdachte. Verdachte beloofde het geld terug te boeken, maar dat gebeurde niet. Na 28 september 2014 werd duidelijk dat verdachte geld van de kerk heeft verduisterd. Hij nam contant geld op en liet zeer grote bedragen van de bankrekeningen van de kerk naar zijn privébankrekening overboeken.
[aangever 1] heeft op 20 oktober 2014 aanvullend verklaard dat vanuit het bestuur van de kerk geen toestemming aan verdachte was gegeven om geld van de rekeningen van de kerk over te schrijven naar zijn privébankrekening.
Op 8 april 2015 heeft [aangever 1] nog verklaard dat voor overboekingen boven de EUR 5.000,-- van de effectenrekening die wordt aangehouden bij vermogensbeheerder [beheerder 1] naar de bankrekeningen van [stichting 2.3] twee handtekeningen dan wel een bevestiging per e-mail door twee bestuursleden noodzakelijk was. Uit informatie van [beheerder 1] was [aangever 1] gebleken dat verdachte en hij voor veel transacties boven de EUR 5.000,-- akkoord hebben gegeven, maar dat verzoeken van verdachte om toestemming voor een overboeking steeds betrekking hadden op kosten in verband met de restauratie van de kerk, althans kosten die pasten in de doelstelling van de Stichting tot ondersteuning van de kerk.
Bij de rechter-commissaris is [aangever 1] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat [stichting 3] onder [stichting 2.3] valt, maar dat er geen directe lijn bestaat tussen [stichting 3] en [stichting 2.3] , ook niet financieel. Ook verklaarde [aangever 1] dat hij, naast verdachte, kerkrentmeester was in de periode van 2011 tot 2014, maar dat hij geen werkzaamheden verrichtte als penningmeester. Verdachte zorgde voor de betalingen.
Verder heeft [aangever 1] nogmaals verklaard dat door het bestuur nooit toestemming is gegeven voor het overmaken van geld van de bankrekening van de kerk naar de privébankrekening van verdachte.
[stichting 3]
Op 8 december 2014 deed [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) namens [stichting 3] aangifte tegen verdachte van verduistering. [stichting 3] is een van [stichting 2.3] en de [stichting 1] losstaande entiteit. [aangever 2] heeft verklaard dat verdachte in de functie van penningmeester van [stichting 3] de bevoegdheid had om zelfstandig de financiën en beleggingen van [stichting 3] te beheren. Er zaten geen beperkingen aan zijn bevoegdheid, verdachte was enkel verplicht om te zorgen voor jaarlijkse verslaglegging.
Voorts verklaarde [aangever 2] dat hem door de politie een overzicht van transacties is getoond. Uit dat overzicht volgt dat ten laste van de bankrekening van [stichting 3] ( [rekeningnummer] ) onrechtmatige overboekingen ten gunste van verdachte hebben plaatsgevonden en ten gunste van de bankrekeningen van de [stichting 2.2] en dat middels geldautomaten en betaalautomaten pintransacties hebben plaatsgevonden die geen verband houden met de reguliere uitgaven van [stichting 3] , aldus [aangever 2] .
[aangever 2] heeft ook nog verklaard dat hem was opgevallen dat op 27 december 2012
EUR 20.000,-- werd overgemaakt van de privébankrekening van verdachte op de bankrekening van [stichting 3] , maar dat dit bedrag op 21 januari 2013 weer werd teruggestort naar de privérekening van verdachte. Volgens [aangever 2] lijkt dit te zijn gedaan om de balans kloppend te maken ten behoeve van het opmaken van de jaarstukken.
Het onderzoek betreffende de bankrekeningen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het door de politie berekende bedrag van ongeveer EUR 1,8 miljoen aan overboekingen van de bankrekeningen van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] naar zijn privébankrekeningen en door hem gedane pintransacties en geldopname ten laste van die rekeningen (in het dossier ‘fase C’ genoemd) “kan kloppen”.
Gelet daarop en gelet op het feit dat de berekening betreffende ‘fase C’ van de politie – anders dan de door de politie gemaakte berekeningen betreffende ‘fase A’ en ‘fase B’ – de volledige ten laste gelegde periode beslaat, zal de rechtbank die berekening als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van het van de bankrekeningen van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] onttrokken totaalbedrag.
In die (hierna nader uitgewerkte) berekening van de politie zijn de door verdachte van zijn privébankrekeningen naar de bankrekeningen van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] teruggestorte bedragen niet meegenomen.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte alle voornoemde transacties (overboekingen, pintransacties en een contante geldopname) heeft verricht, gelet op de berekening die de politie heeft gemaakt op basis van de onderliggende stukken in het dossier, de verklaring van verdachte dat het door de politie berekende bedrag “kan kloppen” en nu die transacties door de verdediging voorts niet zijn betwist.
Om de omvang van de verduistering accuraat te kunnen vaststellen, zijn de afschriften van de bankrekeningen op naam van verdachte vanaf 1 januari 2010 tot en met eind 2014 opgevraagd en geanalyseerd (berekening fase C). Deze analyse heeft geresulteerd in een overzicht waarin de transacties staan beschreven die hebben plaatsgevonden op drie Nederlandse bankrekeningen van verdachte. Deze transacties betreffen gelden afkomstig van de zes bankrekeningen van de in de tenlastelegging genoemde gedupeerden. Daarbij zijn opgeteld de van de bankrekeningen van de gedupeerden gedane pintransacties, een contante opname en een internationale overboeking naar een bankrekening van verdachte in Kroatië. De analyse heeft geresulteerd in de volgende overzichten:
Overboekingen naar de bankrekening van verdachte met IBAN [rekeningnummer] :
Naam
IBAN
Overgeboekt totaalbedrag
[stichting 2.1]
[rekeningnummer]
EUR 580.974,47
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
EUR 110.642,11
[stichting 1]
[rekeningnummer]
EUR 20.000,00
TOTAAL:
EUR 711.616,58
Overboekingen naar de bankrekening van verdachte met IBAN [rekeningnummer] :
Naam
IBAN
Overgeboekt totaalbedrag
[stichting 2.1]
[rekeningnummer]
EUR 362.174,00
[stichting 3]
[rekeningnummer]
EUR 59.000,00
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
EUR 5.340,80
[stichting 1]
[rekeningnummer]
EUR 203.901,28
[stichting 2.3]
[rekeningnummer]
EUR 329.140,00
TOTAAL:
EUR 959.556,08
Overboekingen naar de bankrekening van verdachte met IBAN [rekeningnummer] :
Naam
IBAN
Overgeboekt totaalbedrag
[stichting 2.1]
[rekeningnummer]
EUR 40.931,58
TOTAAL:
EUR 40.931,58
Overboeking naar een bankrekening van verdachte in Kroatië met nummer [rekeningnummer] :
Naam
IBAN
Overgeboekt totaalbedrag
[stichting 2.1]
[rekeningnummer]
EUR 30.000,00
TOTAAL:
EUR 30.000,00
Pintransacties en contante balieopname:
Naam
IBAN
Pintransacties
Contante balieopname
[stichting 1]
[rekeningnummer]
EUR 45.623,26
EUR 0,00
[stichting 2.3]
[rekeningnummer]
EUR 15.583,19
EUR 0,00
[stichting 3]
[rekeningnummer]
EUR 4.211,83
EUR 0,00
[stichting 2.1]
[rekeningnummer]
EUR 9.792,10
EUR 5.000,00
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
EUR 0,00
EUR 0,00
[stichting 2.2]
[rekeningnummer]
EUR 15.616,13
EUR 0,00
TOTAAL:
EUR 90.826,51
EUR 5.000,00
Totaal overgeboekt op de drie bankrekeningen van verdachte
EUR 1.712.104,24
Totaal overgeboekt naar de Kroatische bankrekening van verdachte
EUR 30.000,00
Totaal pintransacties
EUR 90.826,51
Totaal contante balieopname
EUR 5.000,00
TOTAAL:
EUR 1.837.930,75
Voorts hebben van de bankrekening ten name van [stichting 3] ten gunste van de bankrekeningen van [stichting 2.2] onrechtmatige overboekingen plaatsgevonden. In totaal gaat het om een bedrag van EUR 79.200,--. Eén van die overboekingen, te weten een overboeking van een bedrag van EUR 67.000,-- op 7 maart 2014, was het resultaat van de verkoop van de gehele effectenportefeuille van [stichting 3] , waarvan de tegenwaarde in veertien overboekingen van een bedrag van in totaal EUR 66.831,50, eerst naar de bankrekening van [stichting 3] was overgeboekt.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een totaalbedrag van (EUR 1.837.930,75 + EUR 79.200,00 =) EUR 1.917.130,75 dat door verdachte is onttrokken aan de bankrekeningen van [stichting 2.3] en [stichting 3] , bestaande uit (zoals uit de hiervoor weergegeven tabellen blijkt) overboekingen naar bankrekeningen van verdachte, een internationale overboeking naar de bankrekening van verdachte in Kroatië, verschillende pintransacties en een contante geldopname.
De transacties voor privédoeleinden
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in totaal een bedrag van ongeveer EUR 600.000,- aan de bankrekeningen van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] heeft onttrokken en dit geld voor privédoeleinden heeft gebruikt. In een periode van 4,5 jaar heeft hij daarvan onder meer gereisd, een auto (BMW) en een boot (Baha Cruiser) in Kroatië gekocht, een aandeel in een bedrijf in Kroatië (Villa Amalka) genomen om aldaar onroerend goed te kunnen verkrijgen, aflossingen gedaan op de hypothecaire lening van zijn woning in Leiden, een verbouwing van zijn woning in Nederland betaald, een lening aan zijn zus afgelost, een schenking aan zijn zus gedaan en geld, voor beheer, naar een bedrijf in de Verenigde Staten ( [bedrijf] ) overgeboekt. In de laatste jaren van genoemde periode gaf hij ongeveer EUR 20.000,-- per maand uit, aldus verdachte. Ook heeft hij geld van de kerk aan privéuitgaven in Marokko besteed.
De (overige) transacties en de contante betalingen
Het verweer van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat verdachte een aanzienlijk deel van het (resterende) tenlastegelegde bedrag heeft gebruikt voor contante betalingen aan bouwbedrijven en zzp-ers die betrokken waren bij de restauratie van de kerk, de pastorie en de ambtswoning van de koster in 2012, 2013 en 2014. Contante betalingen waren gebruikelijk binnen de kerk. Ter onderbouwing van dit verweer heeft hij er op gewezen dat aangever [aangever 2] een keer aan verdachte heeft gevraagd om een bedrag van EUR 11.500,-- over te boeken naar zijn privébankrekening, zodat hij dat geld vervolgens contant kon opnemen en uitbetalen aan vrijwilligers die werk voor [stichting 3] hadden verricht. De raadsman heeft voorts betoogd dat bij de transacties in de jaren voorafgaande aan de restauraties geen sprake was van opzettelijke en wederrechtelijke toe-eigening. Dit vindt, aldus de raadsman, steun in de door gedupeerden ingediende vorderingen, waarin de jaren 2010 en 2011 buiten beschouwing zijn gelaten.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, naar schatting, zo’n EUR 1,2 miljoen contant heeft betaald aan de bouwbedrijven die betrokken waren bij de restauraties. Dit geld kwam van [stichting 2.3] , en niet van [stichting 3] die immers niets met de restauraties van doen had. Verdachte boekte het geld van de bankrekeningen van de kerk over naar zijn privébankrekeningen (waarvan hij de enige rekeninghouder was en als enige de bankpassen van bezat), om het vervolgens in Kroatië contant op te nemen. Daar deed de bank, anders dan in Nederland, namelijk niet moeilijk over het opnemen van grote geldbedragen, aldus verdachte. Het contante geld nam hij mee naar Nederland en betaalde daar de bouwbedrijven en zzp-ers mee. Hij zorgde dat overal ondertekende “bonnetjes” van waren. Het contant betalen was een gebruikelijke werkwijze in de kerk en had verdachte van de vorige penningmeester geleerd. Contant betalen was bovendien goedkoper dan giraal betalen, zo heeft verdachte verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het verweer van de raadsman geen betrekking kan hebben op de bedragen die door verdachte van de bankrekening van [stichting 3] zijn overgeboekt naar zijn privébankrekeningen (totaal EUR 59.000,--), de pintransacties die hij ten laste van de bankrekening van [stichting 3] heeft verricht (totaal EUR 4.211,83) en de door hem verrichte overboekingen van de bankrekening van [stichting 3] naar de bankrekening van [stichting 2.2] (totaal EUR 79.200,--). [stichting 3] is immers een losstaande entiteit die, aldus verdachte, niets van doen had met de kosten van de restauratie van [stichting 2.3] , de pastorie en de ambtswoning. Daarnaast heeft aangever [aangever 2] verklaard dat de pintransacties geen verband houden met de reguliere uitgaven ten behoeve van [stichting 3] , en dat ook niet is gebleken dat deze pintransacties ten behoeve van [stichting 3] zijn verricht. Verder is niet gebleken noch aangevoerd dat verdachte gerechtigd was de effectenportefeuille van [stichting 3] te gelde te maken en zodoende
EUR 67.000,-- over te maken naar de bankrekening van [stichting 2.2] , om dat bedrag vervolgens over te boeken naar één van zijn privébankrekeningen.
Wat betreft de (overige) transacties inzake [stichting 2.3] en de [stichting 1] overweegt de rechtbank als volgt. Er is niet gebleken van afspraken met de kerk die zouden inhouden dat verdachte de renovaties contant zou moeten financieren. Zo er al sprake was van een in het verleden bestaande praktijk waarbij door de toenmalige penningmeester contante betalingen zouden zijn gedaan, staat daarmee allerminst vast dat ook de verdachte voor dit omvangrijke project op deze wijze zou moeten handelen. Aangever [aangever 1] heeft in dit verband verklaard dat het contant betalen van aannemers, opdrachtnemers of werklieden binnen [stichting 2.3] juist niet gebruikelijk was. Voorts is ook niet gebleken dat er daadwerkelijk (op grote schaal) contant is betaald voor de werkzaamheden. Er zijn meerdere getuigen gehoord. Het gaat daarbij - voor zover hier relevant - om:
[getuige 1] (directeur en grootaandeelhouder [bedrijf] );
[getuige 2] (directeur [bedrijf] );
[getuige 3] (zzp-er bij [bedrijf] );
[getuige 4] (werkzaam bij [bedrijf] );
[getuige 5] (restauratieschilder).
Deze getuigen hebben, in de kern, allemaal verklaard dat de kosten van door hen (of in opdracht van hen) verrichte verbouwingswerkzaamheden giraal, en nooit contant, zijn betaald. Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat er voor alle contante betalingen “bonnetjes” zijn gemaakt en ondertekend, is hiervan niets gebleken. Het had op de weg verdachte gelegen om hier tijdig melding van te maken zodat dit door de politie had kunnen worden uitgezocht. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het geld zich niet wederrechtelijk heeft toegeëigend maar heeft gebruikt voor de restauraties, dan ook niet geloofwaardig. Er is één post die hiervan moet worden uitgezonderd en dat betreft het timmerwerk in de kosterswoning ter waarde van EUR 5.180,-- dat volgens de betrokkenen wel contant zou zijn betaald. De rechtbank acht dit bedrag evenwel onderdeel van het gehele verduisteringsbedrag, gelet op de wijze waarop verdachte over dit geld tegen de afspraken in heeft beschikt.
Gelet op het voorgaande kan de conclusie geen andere zijn dan dat verdachte zich als penningmeester in de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 september 2014 opzettelijk en wederrechtelijk geld heeft toegeëigend van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] . Van verduistering is reeds sprake als de betrokkene, zonder daartoe gerechtigd te zijn, als heer en meester over een goed beschikt. Bij vermogenswaarden geldt daarbij dat sprake is van verduistering indien uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat het geld tegen de afspraken in wordt beheerd. Reeds door het geld, in strijd met de afspraken en zonder daarvoor toestemming te hebben, te onttrekken aan de bankrekeningen van [stichting 2.3] , de [stichting 1] en [stichting 3] en over te maken naar andere, daarvan losstaande, bankrekeningen (zoals zijn eigen bankrekeningen, dan wel de bankrekening van [stichting 3] ten opzichte van de bankrekeningen van [stichting 2.3] , dan wel de [stichting 1] ), dan wel contant op te nemen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering in de tenlastegelegde periode. Dat geldt ook voor de later teruggestorte bedragen. Immers, reeds bij het zonder toestemming overboeken van geldbedragen, of die nu direct privé worden besteed of (nog) niet, is sprake van opzettelijke en wederrechtelijke toe-eigening, zoals hiervoor overwogen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de omstandigheid dat aangevers zich in hun vorderingen tot schadevergoeding hebben beperkt tot een kortere periode dan is tenlastegelegd, behoort tot de partijautonomie en dan ook niet af doet aan het bewijs tegen verdachte.
De rechtbank komt uit op een totaal verduisterd bedrag van EUR 1.917.130,75, hetgeen een hoger bedrag is dan is tenlastegelegd. Nu zij gebonden is aan de tenlastelegging, zal de rechtbank het tenlastegelegde bedrag bewezen verklaren.
Ter zake het tegengestelde standpunt van de officier van justitie en de raadsman aangaande de persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 Sr overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte de gelden van de kerk onder zich had in zijn hoedanigheid van penningmeester en kerkrentmeester. Of hiermee sprake is van een persoonlijke dienstbetrekking blijft evenwel buiten de beoordeling van de rechtbank, nu deze strafverzwarende omstandigheid niet is tenlastegelegd.