ECLI:NL:RBDHA:2018:11867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.15410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van eiser werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, afkomstig uit Tunesië, betwistte dat zijn land van herkomst als veilig kan worden aangemerkt. De rechtbank overwoog dat verweerder, op basis van eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in beginsel mocht uitgaan van de veiligheid van Tunesië. Eiser voerde aan dat er in Tunesië sprake is van corruptie en dat dit niet adequaat wordt aangepakt, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen specifieke persoonlijke omstandigheden had aangevoerd die zouden aantonen dat Tunesië in zijn geval niet veilig is. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.15410
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 augustus 2018 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.15411, plaatsgevonden op 13 september 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst [1] .
2. Eiser heeft in beroep bestreden dat Tunesië, zijn land van herkomst, in het algemeen een veilig land van herkomst is. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 oktober 2017 blijkt dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat Tunesië een veilig land van herkomst is. [2] Eiser heeft ter onderbouwing van zijn betoog verwezen naar een passage uit een landenrapport van het United States Department of State (USDOS), waaruit blijkt dat Tunesië te kampen heeft met veel corruptie waartegen niet adequaat wordt opgetreden. [3] Naar aanleiding van een herbeoordeling veilig land van herkomst heeft verweerder op 11 juni 2018 besloten dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst wordt voortgezet. [4] Deze herbeoordeling is mede op basis van het landenrapport van USDOS tot stand gekomen en hierom slaagt de grond van eiser niet.
3. Eiser heeft in zijn relaas geen specifieke persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou moeten blijken dat Tunesië in zijn specifieke geval geen veilig land van herkomst is. De beroepsgrond dat aangifte of beklag wegens het incident in 2017 zinloos is, mist dan ook feitelijke grondslag.
4. Dit betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit is ook de grondslag voor het onthouden van een vertrektermijn, alsmede voor het opleggen van een inreisverbod [5] . In eisers stelling dat hij geen gevaar vormt voor de samenleving, hoefde verweerder geen aanleiding te zien om wegens humanitaire of andere redenen [6] af te zien van het opleggen van het inreisverbod.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, op 13 september 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Afdeling 20 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2781
4.Vreemdelingenbeleid,
5.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
6.Artikel 66a, achtste lid, van de Vw