ECLI:NL:RBDHA:2018:11861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.14718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs voor vervolging door Eritrese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, Mehari Gebregziabiher, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiseres op 6 september 2018 is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiseres ongegrond is, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig wordt geacht. Eiseres heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de situatie van haar echtgenoot in Eritrea en heeft niet overtuigend aangetoond dat zij problemen met de Eritrese autoriteiten ondervindt. De rechtbank wijst erop dat eiseres legaal en gecontroleerd uit Eritrea is vertrokken met een paspoort en uitreisvisum, wat haar stelling dat zij niet kan terugkeren naar Eritrea ondermijnt. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres zich pas drie maanden na haar aankomst in Nederland heeft gemeld voor een asielaanvraag, wat ook als ongeloofwaardig wordt beschouwd.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vreest voor vervolging of ernstige schade. De aanvraag is terecht afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiseres niet kan aantonen dat er sprake is van beschermingswaardig familieleven met haar meerderjarige zoon, die zelfstandig woont. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink, en is digitaal ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14718
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Ethiopia Mehari Gebregziabiher, eiseres

(gemachtigde: mr. H.W.F. Klarenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 2 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Haile. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit. Haar asielaanvraag is afgewezen als ongegrond. Verweerder gelooft niet dat eiseres problemen heeft met de Eritrese autoriteiten en om die reden niet kan terugkeren naar Eritrea.
2. Voor zover eiseres die problemen in verband brengt met de voortdurende detentie van haar echtgenoot in Eritrea, heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard door tijdens de verschillende gehoren meermalen te stellen dat haar echtgenoot – althans volgens geruchten – is overleden. Hiermee is niet te verenigen dat zij tijdens het nader gehoor zonder meer heeft verklaard dat haar echtgenoot nog steeds is gedetineerd in Eritrea.
3. Verweerder heeft er voorts terecht op gewezen dat eiseres met een paspoort en uitreisvisum van de Eritrese autoriteiten legaal en gecontroleerd is vertrokken uit Eritrea. De stelling van eiseres dat het echte paspoort door omkoping is verkregen verklaart niet hoe eiseres vervolgens in het bezit is gekomen van een uitreisvisum. Verweerder heeft immers met verwijzing naar het algemeen ambtsbericht over Eritrea uiteengezet dat dit visum niet eenvoudig wordt verstrekt en dat aan het verstrekken van een uitreisvisum een uitvoerig onderzoek naar de aanvrager voorafgaat [1] . Hiermee is niet te rijmen dat de autoriteiten er eerst twee maanden na het vertrek van eiseres naar Nederland achter zouden zijn gekomen dat aan eiseres ten onrechte een paspoort is verstrekt.
4. De enkele detentie van eiseres tot 2006 is onvoldoende om actuele problemen met de Eritrese autoriteiten aannemelijk te maken. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres na haar vrijlating uit detentie in 2006 voortdurend is lastig gevallen door soldaten met vragen over haar echtgenoot en dat het onderzoek naar eiseres na haar vertrek uit Eritrea is geïntensiveerd. Verweerder concludeert terecht dat eiseres hiervoor geen onderbouwing geeft. Verder geldt dat de afgifte van het uitreisvisum afbreuk doet aan de gestelde voortdurende aandacht van de Eritrese autoriteiten voorafgaand aan het vertrek van eiseres.
5. Verweerder heeft terecht bij zijn beoordeling betrokken dat eiseres zich eerst drie maanden na haar komst naar Nederland heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag. De stelling dat zij er eerst na twee maanden achter kwam dat zij gezocht werd, is ongeloofwaardig bevonden. Bovendien geldt ook dan dat zij nog een maand heeft gewacht. De gestelde omstandigheid dat zij bij haar in Nederland wonende zoon verbleef en enige tijd nodig had om tot het inzicht te komen dat zij bescherming nodig had tegen de Eritrese autoriteiten biedt hiervoor geen deugdelijke verklaring. Dat eiseres persoonlijk problemen heeft te verwachten vanwege haar genaturaliseerde zoon, heeft zij op geen enkele wijze aannemelijk weten te maken en staat zoals verweerder terecht stelt haaks op haar asielrelaas.
6. Verweerder heeft dan ook terecht niet aannemelijk geacht dat eiseres heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
7. Voor zover eiseres daarnaast opkomt tegen de ambtshalve weigering van een reguliere verblijfsvergunning, overweegt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van beschermingswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [2] . Haar zoon is meerderjarig en woont zelfstandig. Niet is gebleken van meer dan de gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 6 september 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht inzake Eritrea 2017, p 32 en 48.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.