Op 3 oktober 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude en een eiser die in beroep ging tegen een last onder dwangsom. De zaak betreft de illegale aanleg van een geasfalteerd pad en de invordering van verbeurde dwangsommen. De rechtbank oordeelde dat de eiser de last onder dwangsom niet had nageleefd, omdat hij zonder vergunning een pad had aangelegd dat in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht op legalisatie was en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding van belanghebbenden af. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving in het bestuursrecht en de noodzaak voor vergunningen bij het uitvoeren van werkzaamheden die onderhevig zijn aan bestemmingsplannen.