3.3Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, van artikel 6.2 van de Wro, voor zover thans van belang, blijft in ieder geval voor rekening van de aanvrager:
van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade.
4. Onder verwijzing naar de rapportage van adviesbureau Antea Group stellen eisers dat de door de SAOZ verrichte waardering onjuist is. Zij kunnen zich vinden in de door de SAOZ per 27 augustus 2015 berekende taxatiewaarde van de woning onder het oude planologische regime, maar niet van die onder het nieuwe planologische regime. Eisers betwisten dat de planologische wijziging een gering voordeel voor het uitzicht en de schaduwwerking oplevert. Eisers menen voorts dat het nadeel ten aanzien van de te ondervinden verkeershinder groter is dan waarvan de SAOZ is uitgegaan. Met inachtneming van alle aanwezige schadefactoren dient de woning onder het nieuwe planologische regime te worden gewaardeerd op een bedrag van € 526.500,--, hetgeen overeenkomt met een waardedaling van € 33.500,--. Volgens eisers dient slechts het wettelijk forfait, te weten 2% van de waarde van de woning onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, voor rekening van eisers te blijven. Dit betekent dat volgens eisers aan hen een bedrag van € 22.300,-- aan planschade uitgekeerd zou moeten worden.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers door de wijziging van het planologisch regime in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Partijen zijn verdeeld over de omvang van het planologisch nadeel en omtrent de vraag voor wiens rekening de schade dient te komen.
6. Nu eisers de bevindingen van de door verweerder ingeschakelde SAOZ gemotiveerd hebben betwist, heeft de rechtbank bij de heropeningsbeslissing van 16 januari 2018 aanleiding gezien de StAB als deskundige te benoemen.
7. In haar advies van 16 april 2018 heeft de StAB zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de schadefactoren uitzicht en schaduwwerking sprake is van een beperkte planologische verbetering en dat zich ten aanzien van het aspect verkeer (verkeersontsluiting via [adres 2] en [adres]) geen planologische verslechtering heeft voorgedaan. Hiermee onderschrijft de StAB de conclusies van de SAOZ over de schadefactoren. Volgens de StAB is voorts sprake is van een normale maatschappelijke ontwikkeling, die deels in de lijn der verwachtingen lag. Anders dan de SAOZ, is de StAB van oordeel dat de ontwikkeling naar haar aard en omvang niet als passend binnen de ruimtelijke structuur te bestempelen is. De ontwikkeling past wel binnen het in een reeks van jaren gevoerd planologisch beleid. De kortste afstand gemeten vanaf de digitale verbeelding tussen de woning van eisers en het plangebied bedraagt ongeveer 7 meter. Daarmee is de afstand tot de onroerende zaak van eisers beperkt. De omvang van het nadeel is volgens de StAB als gemiddeld aan te merken. Gelet op het voorgaande komt de StAB tot de conclusie dat het door de SAOZ gehanteerde percentage aan normaal maatschappelijk risico niet kan worden onderschreven. Volgens de StAB ligt een percentage van 3 meer in de rede. Indien wordt uitgegaan van een schadebedrag van € 20.000,--, zoals de SAOZ dat heeft vastgesteld en een percentage van 3 wegens het normaal maatschappelijk risico wordt toegepast, bedraagt de tegemoetkoming in planschade volgens de StAB € 3.200,--.
10. De rechtbank overweegt dat de StAB te beschouwen is als een deskundige op het gebied van planschade. De rechtbank kan dan ook in beginsel op het uitgebrachte advies afgaan. Dat is slechts anders indien het advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
11. In zijn reactie van 8 mei 2018 heeft verweerder te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de motivering en de uitkomst van het StAB-rapport. Eisers hebben niet gereageerd op het StAB-rapport. Nu partijen de conclusies van de StAB niet betwisten en ook overigens niet is gebleken dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen, dan wel onvolledig of onjuist is, zal de rechtbank de StAB volgen in haar advies. Het beroep slaagt. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
12. De rechtbank is van oordeel dat zij over voldoende gegevens beschikt om – mede met het oog op een finale beslechting van het geschil – op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, op basis van het StAB-rapport zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt de door verweerder te vergoeden tegemoetkoming in planschade op een bedrag van € 3.200,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2015, de datum waarop de aanvraag van eisers door verweerder is ontvangen, tot aan de dag van algehele vergoeding.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal zij bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde per punt van € 501,-- en een wegingsfactor 1.