3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Welk letsel is geconstateerd?
De forensisch arts heeft na onderzoek op 28 februari 2018 geconstateerd dat [slachtoffer] boogvormige huidverkleuringen had, deels met hyper- of hypopigmentatie, deels met oppervlakkige huidbeschadiging bedekt met korstjes op de volgende lichaamsdelen:
- rechterwang (4 bogen, 2-maal gepaard);
- linker bovenarm (3 bogen);
- linker schouderblad;
- rechter en linkerflank (rechts gepaard);
- linkerbil (minimaal 3 bogen, waarvan 2 gepaard);
- rechterenkel.
Bij het linkeroor bevond zich een huidafwijking zonder evidente boogvorm, maar wel met onregelmatigheden daarin omgeven door hyperpigmentaties.
Alle hiervoor beschreven huidafwijkingen vertonen het aspect van bijtverwondingen, vanwege de kenmerkende (dubbele) boogvorm met onderbrekingen daarin, deels met oppervlakkige huidbeschadiging deels bedekt met korstjes, of inmiddels genezen met ophelderingen met omgevende (rand) hyperpigmentaties. De afwijking bij het linkeroor wordt geduid als mogelijk restant van een bijtwond, gezien de opgehelderde onderbrekingen daarin met omgevende hyperpigmentaties.Op dezelfde locaties zijn tijdens zogenaamde
“LECK-consulten” op 23 en 26 februari 2018 overeenkomstige letsels door de forensisch arts gezien, maar toen met meer recente letselkenmerken (meer roodheid en/of meer oppervlakkige nog niet met korstjes bedekte huidbeschadigingen). Alle beschreven bijtverwoningen betroffen mensenbeten.
De forensisch arts heeft per bijtwond een omschrijving gegeven van hetgeen hij heeft waargenomen en hiervan een foto genomen. Op afbeeldingen 1A en 1Bzijn op de rechterwang van [slachtoffer] twee boogvormige huidverkleuringen zichtbaar. De foto’s van de forensische arts zijn vergeleken met de familiefoto’s die van [slachtoffer] zijn gemaakt. Op één familiefotovan [slachtoffer] is te zien dat hij op dezelfde plek een pleister op zijn wang heeft.
Daarnaast zijn op de afbeeldingen 3A en 3Brespectievelijk 7A en 7Bbijtwonden zichtbaar welke zijn bedekt met een korstje.
Op het linkerschouderblad is naast een bijtwond eveneens een gladde zwelling geconstateerd, deze zwelling is indicatief voor recent ontstaan.
Gevaarzetting mensenbeet
Op de rechterwang, linker bovenarm en de rechterenkel zijn bij [slachtoffer] korstjes op de bijtwonden geconstateerd. De rechtbank overweegt dat deze korstjes op de bijtwonden er op duiden dat deze wonden hebben gebloed. Dat betekent dat er door het bijten direct contact is geweest met de bloedbaan van [slachtoffer] .
De forensisch arts beschrijft dat indien er door de bijtverwonding huidbeschadiging is ontstaan, in 10-25% van de gevallen plaatselijk wondinfectie kan optreden. Een plaatselijk geïnfecteerd geraakte bijtwond kan in zeldzame gevallen ontaarden in een systemische infectie met bloedvergiftiging (sepsis).
De forensisch arts heeft gerapporteerd dat er sprake is van een goed vorderende genezing van de bijtwonden. Geen van de bijtwonden is geïnfecteerd geraakt, echter bij kinderen met een donkere huidskleur kan niet worden uitgesloten dat op termijn een restgevolg in de zin van een donkere verkleuring of ontkleuring zichtbaar zal blijven.
Hoe is het letsel ontstaan?
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gebeten. [slachtoffer] kreeg tandjes en hierdoor huilde hij heftiger en vaker. De verdachte trok zich dit huilen persoonlijk aan. Hij kreeg op zo’n moment van huilen het idee dat hij als vader faalde en voelde zich onmachtig en gefrustreerd. Om die reden heeft hij [slachtoffer] in die periode meerdere malen gebeten in zijn gezicht en lichaam. Het bijten is begonnen nadat [slachtoffer] in de maand januari bij het consultatiebureau was geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij op verschillende momenten heeft gebeten en dat hij zich iedere keer weer voornam om [slachtoffer] daarna nooit meer te bijten. De verdachte was in die periode ook op de hoogte van de gevaren die een menselijke bijtwond met zich kunnen meebrengen, zo heeft hij verklaard. Het is vaker voorgekomen dat een bijtwond ging bloeden. Over de bijtwond op de wang van [slachtoffer] (op de afbeeldingen 1A en 1B) heeft de verdachte gezegd dat hij op die wond een pleister heeft geplakt.
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de bijtwonden heeft gezien en dat de wond op de rechterwang de ergste verwonding was. Deze verwonding bloedde aanvankelijk en is inmiddels een litteken geworden.Zij heeft bevestigd dat het bijten is begonnen in januari na het gesprek bij het consultatiebureau.Zij heeft zes keer gemerkt dat de verdachte [slachtoffer] heeft gebeten, twee keer buiten de woning en vier keer in de woning.De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat dit wel klopt.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij beantwoordt die vraag bevestigend.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevaar op een infectie door bijten dusdanig groot dat van een aanmerkelijke kans daarop kan worden gesproken. In geval van huidbeschadiging kan plaatselijk wondinfectie optreden (bacterieel maar ook viraal) in circa 10-25% van de gevallen na vele uren, dagen tot soms circa 1 week, zoals uit de bevindingen van de forensisch arts blijkt. Hierbij betrekt de rechtbank als feit van algemene bekendheid dat wondinfectie blijvende littekens en in ernstige gevallen ook een bloedvergiftiging kan veroorzaken, dat bij een kind ernstig en soms in enkele uren dodelijk kan verlopen.
De verdachte heeft verklaard dat hij - voorafgaande aan het bijten van [slachtoffer] - wist dat menselijke bijtwonden gevaarlijk kunnen zijn. De moeder van [slachtoffer] heeft hem hier ook op aangesproken en aangegeven dat het niet goed is wat hij doet.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte [slachtoffer] , een baby van toen ongeveer acht maanden, op meerdere momenten heeft gebeten, soms tot bloedens toe, in zijn gezicht en in het lichaam. Dit was op momenten dat [slachtoffer] huilde, verdachte hem niet kon kalmeren en dan dacht dat hijzelf als vader faalde. Uit verklaringen van verdachte en de moeder van [slachtoffer] blijkt dat verdachte [slachtoffer] op tenminste zes verschillende momenten heeft gebeten. Verdachte wist op zo’n bijtmoment dat hij zijn zoontje pijn deed, omdat [slachtoffer] dan daarna harder ging huilen. De verdachte heeft in elk geval drie maal (afbeeldingen 1a en 1B, 3A en 3B, 7A en 7B) zo hard gebeten dat de wonden gingen bloeden. Op verschillende plaatsen op het lichaam van [slachtoffer] zijn nadien ook littekens van bijtverwondingen aangetroffen, waaronder in het gezicht. Niet is gebleken dat verdachte al dan niet samen met de moeder van [slachtoffer] na zo’n bijtincident hulp heeft gezocht voor de medische verzorging van [slachtoffer] en ter voorkoming van een volgend bijtincident. Verdachte wist bovendien dat hij van jongs af aan agressieproblemen had. Door [slachtoffer] meerdere keren te bijten, ook nadat [slachtoffer] ’s moeder had gezegd dat hij dit niet moest doen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Ingrijpen door derden heeft voorkomen dat [slachtoffer] erger letsel is toegebracht.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het aan de verdachte primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.