ECLI:NL:RBDHA:2018:11748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van een schijnhuwelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Ghanese vrouw, had een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot, de heer [referent]. De aanvraag werd afgewezen omdat de rechtbank van oordeel was dat het huwelijk tussen eiseres en referent was gesloten met als enig oogmerk om eiseres verblijfsrecht te verschaffen, wat duidt op een schijnhuwelijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanzienlijke tegenstrijdigheden en vaagheden waren in de verklaringen van eiseres en referent over belangrijke aspecten van hun relatie. Ondanks dat eiseres en referent op sommige punten eensluidend verklaarden, waren er te veel onduidelijkheden over essentiële onderdelen van hun relatie, zoals de wijze waarop het huwelijk tot stand was gekomen en de aanwezigheid van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van referent niet voldoende waren om de geconstateerde tegenstrijdigheden te weerleggen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een oprechte en duurzame relatie. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.