ECLI:NL:RBDHA:2018:11746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faciliterend visum op basis van onvoldoende bewijs van begeleiding door referent
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Iraakse nationaliteit houdende vrouw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door de IND. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum op basis van de Verblijfsrichtlijn, omdat zij samen met haar echtgenoot, een Britse burger, naar Nederland wilde reizen. De aanvraag werd echter afgewezen door de IND, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat zij haar echtgenoot naar Nederland zou begeleiden. De rechtbank oordeelde dat de hotelreservering die eiseres had overgelegd, was geannuleerd en dat er geen andere overtuigende bewijsstukken waren overgelegd, zoals concrete vliegtickets. Eiseres stelde dat de IND ten onrechte had geëist dat er een hotelreservering moest zijn en dat haar rechten op basis van het gelijkheidsbeginsel waren geschonden. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar echtgenoot zou begeleiden, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor het visum. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.