ECLI:NL:RBDHA:2018:11662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.13791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die afkomstig is uit Georgië, had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Georgië als een veilig land van herkomst werd beschouwd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 is eiser niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser voerde aan dat er ten onrechte geen gebruik was gemaakt van een registertolk, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke verplichting was om dit te doen in de gegeven omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in strijd had gehandeld met de wet door geen registertolk in te schakelen, maar dat dit gebrek niet had geleid tot benadeling van eiser.

Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst was. De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op het arrest Gnandi van het Hof van Justitie van de Europese Unie beoordeeld, maar oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek aan effectief rechtsmiddel. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 501,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13791
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

ProcesverloopBij besluit van 24 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond omdat Georgië voor eiser een veilig land van herkomst is.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.13792, plaatsgevonden op 16 augustus 2018. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 501,-.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het asielrelaas ongeloofwaardig geacht en daarom het standpunt ingenomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor hem geen veilig land zou zijn.
2. Allereerst heeft eiser in beroep aangevoerd dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk. In wezen is in geschil of in het geval van eiser de vereiste spoed maakte dat van een niet-registertolk gebruik moest worden gemaakt [1] . Verweerder heeft toegelicht dat er slechts vier registertolken Georgisch bekend zijn en dat het niet lukte om voor 19 juli 2018 een registertolk in te plannen. Verweerder heeft gewezen op de in acht te nemen strikte termijnen van deze procedure veilig land en het belang van een voortvarende afhandeling van asielaanvragen. Om die reden is een niet-registertolk ingezet.
3. De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke termijn is die verweerder in dit geval noodzaakte om eiser op 19 juli 2018 zonder een registertolk te gaan horen. Dat verweerder werkprocessen hanteert die erop gericht zijn om asielaanvragen vlot af te handelen, betekent niet dat er sprake is van spoedeisendheid als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv. Het ‘gehoor veilig land van herkomst’ had ook op een andere dag kunnen plaatsvinden.
4. Dat betekent dat verweerder gehandeld heeft in strijd met artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv, waarin is voorgeschreven dat verweerder gebruik moet maken van registertolken. De in het derde lid genoemde uitzondering is niet van toepassing. In dit geval zal de rechtbank het geconstateerde gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Overwogen wordt dat uit de tekst van het gehoor blijkt dat eiser de tolk goed kon verstaan en dat hij na afloop geen op- of aanmerkingen had over deze tolk. Daaruit volgt dat niet aannemelijk is dat eiser door het gebrek is benadeeld.
5. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen standpunt heeft ingenomen over de geloofwaardigheid van de identiteit en herkomst van eiser. Verweerder heeft wel een expliciet en gemotiveerd standpunt ingenomen over de geloofwaardigheid van zijn nationaliteit (aannemelijk) en van eisers asielrelaas (ongeloofwaardig). Eiser heeft dat in beroep niet bestreden. Daarmee heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor hem geen veilig land van herkomst is. Deze beroepsgrond van eiser kan daarom geen doel treffen.
6. Tot slot heeft eiser zich beroepen op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Gnandi [2] . De rechtbank stelt vast dat eiser door het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening heeft bereikt dat hij de uitkomst van dit beroep in Nederland mag afwachten. Niet is gebleken dat eiser in de tussentijd geen gebruik heeft kunnen maken van opvangvoorzieningen en andere verstrekkingen. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat er geen effectief rechtsmiddel is als bedoeld in het arrest Gnandi. Anders dan eiser heeft betoogd, is het terugkeerbesluit dat is vervat in het bestreden besluit niet onrechtmatig, zij het dat de werking ervan is opgeschort hangende het beroep. Datzelfde geldt voor het opgelegde inreisverbod.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat brengt ook mee dat terecht een terugkeerbesluit is genomen en dat terecht een inreisverbod is opgelegd. Het beroep is ongegrond.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Evenhuis, griffier, op 16 augustus 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 28, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv).
2.Arrest Gnandi tegen België van 19 juni 2018, C-181/16 (