Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2018 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
Op 13 september 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 18/3233, waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, maar deze aanvraag was op 16 mei 2017 afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres haar identiteit niet had aangetoond en dat de door haar overgelegde documenten vals waren. Tijdens de zitting op 9 augustus 2018 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. R.E. Temmen, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. N.H.T. Jansen. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen officiële documenten had overgelegd die haar identiteit konden aantonen. De verklaring van eiseres dat haar identiteitskaart was afgenomen tijdens haar uitreis uit Eritrea werd niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiseres haar identiteit niet aannemelijk had gemaakt, waardoor ook de feitelijke gezinsband met haar referent niet kon worden vastgesteld. Eiseres had bovendien aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor het afzien van horen was voldaan. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.