ECLI:NL:RBDHA:2018:11628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
NL18.15977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens onvoldoende geloofwaardigheid van politieke vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1982, had op 15 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door verweerder op 29 augustus 2018 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn sympathie voor de politieke partij PML(N) en dat hij doodsbedreigingen heeft ontvangen van aanhangers van de rivaliserende partij PTI. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eiser over zijn politieke activiteiten en de bedreigingen niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.15977

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gerritsen).

ProcesverloopBij besluit van 29 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.15978, plaatsgevonden op 18 september 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1982 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Hij heeft op 15 augustus 2018 de onderhavige aanvraag ingediend. Aangezien eiser aan de grens te kennen heeft gegeven een asielaanvraag in te willen dienen, is het besluit tot weigering van de toegang tot Nederland uitgesteld en is aan hem de maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij acht jaar geleden sympathisant van de politieke partij PML(N) is geworden en sinds die tijd veel activiteiten voor de partij heeft verricht. Vanwege het verrichten van deze activiteiten heeft eiser problemen met aanhangers van de rivaliserende politieke partij PTI gekregen. Vier maanden geleden heeft eiser voor het eerst telefonische doodsbedreigingen van hen ontvangen. Daarnaast hebben zij drie-en-een-halve maand geleden in Saoedi-Arabië een aanslag op zijn leven gepleegd door met een auto hard op hem af te rijden. Na deze aanslag is eiser teruggekeerd naar Pakistan. Aldaar is zijn huis op 23 juli 2018 door aanhangers van PTI beschoten. Dit heeft eiser doen besluiten om zijn land van herkomst te verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit, herkomst;
2) sympathie en activiteiten voor PML(N);
3) problemen naar aanleiding van activiteiten voor PML(N).
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Daarentegen heeft verweerder de verklaringen van eiser over zijn sympathie en activiteiten voor PML(N) en de problemen naar aanleiding van deze activiteiten niet geloofwaardig geacht.
Eiser kan niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en derhalve in rechte geen stand kan houden. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Ook is niet gebleken dat culturele verschillen in ogenschouw zijn genomen. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn politieke activiteiten, zijn sympathie voor de PML(N), de bedreiging alsmede over de op hem gerichte aanslag ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Ter onderbouwing citeert eiser een artikel van de Volkskrant van 24 juli 2018 en overlegt hij een afschrift van een Wikipedia pagina over Nawaz Sharif. Bovendien is hij ten onrechte niet gehoord met de hulp van een registertolk. Tot slot overlegt eiser een politierapport en een verklaring van de Lambardar (dorpsoudste), waaruit blijkt dat de woning van eiser in Pakistan op 30 augustus 2018 wederom is beschoten.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat onvoldoende rekening is gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden of met culturele verschillen. Zo zijn eisers persoonlijke omstandigheden, zoals leeftijd, afkomst, religie, burgerlijke staat en gezinssituatie, opleidingsniveau en werkzaamheden, in het voornemen ten aanzien van het referentiekader uiteengezet. Tegen deze achtergrond heeft verweerder het asielrelaas van eiser vervolgens beoordeeld. Van onzorgvuldigheid in dezen is de rechtbank niet gebleken. Dat eiser laagopgeleid is of afkomstig is uit een land met een andere cultuur dan de Nederlandse cultuur, betekent nog niet dat verweerder niet van eiser mag verwachten dat hij duidelijk en consistent kan verklaren over de redenen waarom hij zijn land van herkomst heeft verlaten. In dit verband is van belang dat uit het medisch Advies horen en beslissen van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht van 21 augustus 2018 naar voren komt dat eiser gehoord kon worden, mits een aantal aanbevelingen zouden worden opgevolgd.
7.2.
De beroepsgrond dat eiser ten onrechte niet met de hulp van een registertolk is gehoord en hierdoor mogelijk fouten zijn ontstaan, slaagt niet. Vaststaat dat eiser gehoord is in een taal die hij machtig is. Bovendien heeft eiser aan het begin van het nader gehoor aangegeven de tolk goed te verstaan en te begrijpen in de Urdu taal. Halverwege het gehoor is aan eiser gevraagd of hij tot dan toe alles heeft begrepen en verstaan via de vertaling van de tolk, waarop hij instemmend heeft geantwoord. Hoewel eiser niet altijd (direct) antwoord geeft op de vraag die aan hem wordt gesteld, blijkt uit het verslag van het nader gehoor nog niet dat dit heeft gelegen aan miscommunicatie tussen eiser en de tolk. In zijn correcties en aanvullingen op het gehoor heeft eiser ook niet gewezen op specifieke misverstanden die tussen hem en de tolk zouden zijn ontstaan noch heeft hij gewezen op zaken die hij tijdens zijn gehoor naar voren had willen brengen maar niet heeft kunnen brengen. Desgevraagd heeft eiser aan het eind van het gehoor aangegeven tevreden te zijn over de manier waarop het gesprek heeft plaatsgevonden en over de tolk geen op- of aanmerkingen te hebben. Hij heeft bovendien bevestigend geantwoord op de vraag of hij de tolk goed heeft begrepen en verstaan. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat door het gebruik van een niet-registertolk fouten zijn gemaakt.
7.3.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn sympathie voor PML(N) niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft verweerder van eiser, ondanks zijn lage opleidingsniveau, mogen verwachten dat hij inzichtelijk had kunnen maken waarom hij acht jaar geleden PML(N) sympathisant is geworden. De verklaring van eiser dat Nawaz Sharif na zijn terugkeer naar Pakistan goede daden heeft verricht in die zin dat hij beloofd had armen te helpen en werkgelegenheid te creëren, heeft verweerder te algemeen kunnen vinden. Hiermee heeft eiser immers niet inzichtelijk gemaakt waarom hij twee jaar na de terugkeer van Nawaz Sharif naar Pakistan in diens politieke partij geïnteresseerd is geraakt. Ook de verklaring van eiser dat deze interesse bij hem is ontstaan vanwege de interesse van anderen uit zijn dorp heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden, nu eiser niet inzichtelijk heeft weten te maken op welke wijze dorpsgenoten uit Pakistan invloed op hem uit hebben geoefend terwijl hij in Saoedi-Arabië verbleef. Daarnaast heeft verweerder aan eiser kunnen toerekenen dat hij de officiële naam van de politieke partij waarvan hij sympathisant stelt te zijn niet weet en voor de partij verschillende andere namen hanteert. Van iemand die reeds acht jaar sympathisant van een politieke partij is en anderen heeft geprobeerd over te halen op deze partij te stemmen, mag verwacht worden dat hij over meer algemene informatie betreffende de partij beschikt. Bevreemdend is dat eiser niet weet dat de PML(N) in 1993 is ontstaan maar heeft verklaard dat deze partij al voor zijn geboorte is opgericht evenals dat hij aangeeft dat Nawaz Sharif twee à drie maanden geleden is afgezet als premier terwijl uit openbare bronnen blijkt dat Nawaz Sharif reeds in juli 2017 is afgetreden. De overlegging van een Wikipedia pagina over Nawaz Sharif doet er niet aan af dat eiser in zijn nader gehoor niet volledig kan aangeven waarvoor Nawaz Sharif de gevangenisstraf waarvoor hij momenteel nog vastzit, heeft opgelegd gekregen.
7.4.
Verweerder heeft de activiteiten die eiser voor de PML(N) zou hebben verricht niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft eiser in dit opzicht tijdens zijn nader gehoor wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij enkel telefonisch vrienden en kennissen heeft benaderd om hen over de partij in te lichten en hen te vragen de partij te steunen. Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij vanuit Saoedi-Arabië een bijeenkomst voor de partij in zijn woning in Pakistan heeft laten organiseren. Naast het plegen van telefoontjes vanuit Saoedi-Arabië en het organiseren van de bijeenkomst geeft hij aan niets voor de partij te hebben gedaan. Later in het nader gehoor verklaart eiser echter dat hij ook in Pakistan tijdens de verkiezingen propaganda voor de partij heeft gemaakt en dat hij aldaar langs de woningen van mensen ging om hen te overtuigen op de partij te stemmen. Dat de vraagstelling tijdens het gehoor niet duidelijk is geweest, volgt de rechtbank, gelet op de vragen die blijkens het rapport nader gehoor gesteld zijn, niet. Tot slot heeft verweerder eiser nog tegengeworpen dat hij slechts zeer summier over de inhoud van de activiteiten die hij zou hebben verricht, heeft verklaard en dat hij geen verschillen kan noemen tussen de PML(N) en de PTI, hetgeen door eiser in beroep niet wordt betwist.
7.5.
De problemen die eiser naar aanleiding van zijn activiteiten voor PML(N) zou hebben ondervonden, heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft eiser verklaard dat hij veel telefoontjes heeft ontvangen waarin hij met de dood is bedreigd. Het exacte aantal weet hij niet, aangezien hij dit niet heeft geteld. Hij vermoedt echter dat het zo’n vijftien à zeventien keer is geweest. Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat eiser na het ontvangen van zoveel dreigtelefoontjes geen ander telefoonnummer heeft genomen. Dat dit zijn werktelefoon was, maakt nog niet dat hij dit telefoonnummer niet had kunnen wijzigen en werkgevers hiervan op de hoogte had kunnen stellen. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de ontvangen telefoontjes had dit, zoals verweerder overweegt, voor de hand gelegen. Bovendien is het slechts een vermoeden van eiser dat het incident waarbij er op straat een auto hard op hem af is gereden, een aanslag op zijn leven was door aanhangers van de PTI. Nu eiser slechts op marginale wijze voor PML(N) actief was en in Saoedi-Arabië woonde, valt niet in te zien waarom de PTI juist eiser wilde beletten zijn politieke activiteiten uit voeren en een aanslag op zijn leven wilde plegen. Dat eisers woning dan wel de muur rondom zijn woning door aanhangers van de PTI is beschoten, heeft eiser ook niet onderbouwd noch aannemelijk gemaakt, hetgeen door eiser in beroep enkel ongemotiveerd wordt betwist. De aanslag op de woning heeft verweerder dan ook ongeloofwaardig kunnen achten.
7.6.
In beroep heeft eiser een tweetal documenten ter onderbouwing van de omstandigheid dat zijn woning in Pakistan op 30 augustus 2018 wederom is beschoten, overgelegd. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder ter zitting dat eiser met deze informatie niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Pakistan problemen heeft ondervonden vanwege zijn activiteiten voor de PML(N). Uit deze stukken volgt immers niet dat de beschieting door de PTI is verricht en ook niet dat de beschieting gericht was tegen de persoon van eiser vanwege zijn politieke activiteiten. Anders dan eiser betoogt, kunnen deze stukken dan ook niet ter onderbouwing van zijn asielrelaas dienen.
7.7.
Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.