In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 september 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een horecaondernemer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, die op 12 september 2018 had besloten om de horeca-inrichting tijdelijk te sluiten voor een periode van drie maanden, vanwege illegale kansspelen die in de inrichting zouden plaatsvinden. De sluiting ging in op 18 september 2018 en zou eindigen op 18 december 2018.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter overwoog dat de burgemeester voldoende aannemelijk had gemaakt dat de verzoeker, als ondernemer van de horeca-inrichting, meermalen gelegenheid had geboden tot deelname aan kansspelen, wat in strijd is met de Wet op de kansspelen (Wok). De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding.
De verzoeker had aangevoerd dat hij door de sluiting in ernstige financiële problemen zou komen en dat de aanwezige computers niet gebruikt werden voor illegale kansspelen. De rechter oordeelde echter dat de burgemeester op basis van de informatie van toezichthouders en eerdere waarschuwingen terecht had besloten tot sluiting van de inrichting. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat de burgemeester ten onrechte had gehandeld en dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van de verzoeker uitviel.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2018. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.