Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
in het algemeeneen betalingsverplichting ontstaat wanneer de werkzaamheden zijn verricht waarop een opdracht betrekking had, waarna hij – na de aard van de verweren te hebben getypeerd als formeel – verzoeker heeft gevraagd of het klopt dat niet betwist wordt dat de werkzaamheden in zijn opdracht zijn verricht. De rechter heeft op de opmerking van verzoeker ter zitting dat deze vragen verzoeker retorisch en suggestief voorkomen, gereageerd dat hij de standpunten en feiten wilde vaststellen. In zijn nadere reactie stelt de rechter dat het hem daarbij te doen was om de ruimte in het standpunt van verzoeker, in het kader van een schikking te onderzoeken. De wrakingskamer is gelet op deze toelichting gevoegd bij reactie van verzoeker dat het verricht zijn van de werkzaamheden door verzoeker noch GGN werd betwist, van oordeel dat de vraagstelling zoals deze is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting ten hoogste is te kwalificeren als prikkelend en daarmee passend binnen de aard van een comparitie van partijen. Het proces-verbaal noch het verzoek en toelichtingen biedt naar het oordeel van de wrakingskamer objectieve aanknopingspunten voor de (veronder)stelling van verzoeker dat de rechter met zijn bejegening de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
4.De beslissing
28 september 2018.