ECLI:NL:RBDHA:2018:11572
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Bosman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag document verblijf op basis van duurzame relatie met EU-burger
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling, een aanvraag ingediend voor een document op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, waarmee hij rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan wilde aantonen. De aanvraag werd op 16 november 2017 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 26 februari 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser. Tijdens de zitting op 18 september 2018 was eiser aanwezig, evenals zijn referente, die de Franse nationaliteit heeft. Eiser stelde dat hij en zijn referente sinds 1 oktober 2016 samenwoonden en dat hij recht had op verblijf op basis van hun duurzame relatie.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij en zijn referente gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om het bestaan van de duurzame relatie aannemelijk te maken. Eiser voerde aan dat hij zich pas op 4 december 2017 kon inschrijven op het adres van zijn referente, maar de rechtbank vond dat dit niet aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde documenten, waaronder een relatieverklaring en bewijs van gezamenlijke bankrekening, onvoldoende waren om de aanvraag te onderbouwen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame relatie. De rechtbank merkte op dat de beslissing om niet te horen in de bezwaarfase gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om een nieuwe aanvraag in te dienen, mocht hij in de toekomst wel voldoende bewijs kunnen leveren.