ECLI:NL:RBDHA:2018:11548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
NL18.15005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een asielzoeker, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser had zijn aanvraag ingediend na een reis vanuit Turkije naar Spanje met een Spaans visum. Spanje had ingestemd met de overname van eiser, wat de staatssecretaris de mogelijkheid gaf om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Spanje te voorkomen. Tijdens de zitting op 30 augustus 2018 is eiser echter niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat er systematische tekortkomingen waren in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje. Bovendien was er geen bewijs dat Spanje zich niet aan zijn internationale verplichtingen zou houden. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de staatssecretaris verplichtten om de behandeling van de asielaanvraag zelf op zich te nemen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat er binnen een week hoger beroep kon worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.15005
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Spanje hangende zijn beroep (NL18.15006).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.15006, plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen en besloten eiser over te dragen aan Spanje op grond van de Dublinverordening [1] . Vaststaat dat eiser met gebruikmaking van een Spaans visum vanuit Turkije naar Spanje is gereisd. Spanje heeft ingestemd met de overname van eiser. Verweerder heeft daarom terecht vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser.
2. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat de door eiser, met verwijzing naar het rapport van Human Rights Watch [2] , gestelde toegenomen instroom van asielzoekers in Spanje als zodanig niet aannemelijk maakt dat sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen aldaar.
3. Verweerder heeft verder in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag worden gegaan de Spanje het asielverzoek van eiser zal behandelen met inachtneming van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM en dat Spanje zich niet schuldig zal maken aan réfoulement.
4. Anders dan eiser – zonder enige onderbouwing – in beroep stelt, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat Spanje zich niet zal houden aan zijn internationale verplichtingen jegens eiser. Voor zover eiser stelt te vrezen voor represailles van zijn reisagent, heeft verweerder terecht overwogen dat eiser hiertegen de bescherming kan zoeken van de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft in reactie hierop slechts ongemotiveerd gesteld dat de Spaanse autoriteiten niet adequaat hebben opgetreden.
5. Dat eiser zoals hij zegt niet de intentie had om in Spanje asiel te vragen is niet relevant bij het beoordelen van de verantwoordelijke lidstaat.
6. Er is dan ook niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder redelijkerwijs gehouden is om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 30 augustus 2018.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.World Report 2018, European Union, Spain